Nieuwe tegenstellingen in de democratie
De klassieke volkspartijen – sociaal- en christendemocraten – hebben zelf een vacuüm geschapen waar vrijzinnige en populistische bewegingen zijn in gestapt, zegt Joop van den Berg in het laatste stuk van zijn drieluik over democratie.
Er is geen twijfel over dat de twee klassieke volkspartijen in Europa bezig zijn aan een neergang. Dat wil niet zeggen dat ze elke verkiezing achteruit gaan, maar op langere termijn verliezen ze structureel aan aanhang. Dat geldt in heel Europa voor zowel de christendemocratie als voor de sociaaldemocratie. Vanouds zijn dat partijen die hun aanhang wisten te vinden in brede lagen van de bevolking. Liberale partijen zijn, daartegenover, steeds betrekkelijke elitepartijen gebleven. Alleen in Nederland en België is het gelukt echte liberale volkspartijen tot stand te brengen. Christelijke partijen en massapartijen van links (in Zuid-Europa eerder communistisch dan sociaaldemocratisch) zullen waarschijnlijk blijken de grote bewegingen te zijn geweest van het industriële tijdperk.
Het geleidelijk verlies van deze twee stromingen, die onder andere in Nederland ooit samen bijna twee derden van de kiezers wisten te mobiliseren heeft tot allerlei effecten geleid. Om te beginnen bleek dat ze niet erg gebouwd waren op de steeds groter complexiteit van de politiek. Die leidde niet tot nieuwe denkbeelden over attractieve vormen van democratisch debat. Zij leidde tot technocratisering van het debat en professionalisering van het publieke ambt.