Mogen we straks nog ongelukkig zijn op het werk?
Bedrijven geloven dat blije & gelukkige werknemers productiever zijn. Maar het najagen van werkgeluk leidt ook tot dwang en conformisme, aldus Pieter Offermans.
Geluk is hot. Loop een willekeurige boekwinkel binnen en je struikelt over ronkende titels als The Happiness Hypothesis. In glossy’s en op het internet barst het van de artikelen die ons de weg wijzen naar een gelukkig leven. Ook organisaties raken steeds meer in de ban van het geluksdenken. Bedrijven bekommeren zich niet enkel meer om winst en groei, maar ook om het geluk van hun werknemers. Want, zo luidt het devies, een gelukkige werknemer is een productieve werknemer.
Zo vergaderen ze bij Coolblue in de ballenbak, omdat die omgeving je vrolijker (en dus productiever) zou maken. Bij het Utrechtse ICT-bedrijf Experius vieren de medewerkers wekelijks hun ‘fuck ups’ en successen met champagne en snacks. In menig bedrijf zijn mindfulnesstrainingen en talentontwikkeling vaste onderdelen van het personeelsbeleid. De chief happiness officer gold jarenlang als een rariteit uit Amerika, maar is inmiddels ook in Europa aan een opmars bezig.
Bezwaren tegen het stimuleren van werkgeluk
Blije werknemers en meer productiviteit… Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. En wie voorbij het feestelijke karakter van de ballenbakken en geluksmanagers kijkt, ontdekt inderdaad bezwaren. Om te beginnen is geluk een vaag begrip. Wat geluk inhoudt, is voor de meeste mensen maar moeilijk in woorden uit te drukken. En het is nóg moeilijker voor onderzoekers en beleidsmakers om geluk te definiëren en te meten op een manier die zinvolle gegevens genereert, waarmee men vervolgens het beleid kan sturen.