De anti-anonimiteitswet
U mag straks niet meer anoniem over straat. Dit komt door wat men in de volksmond het boerkaverbod noemt, maar dat verhult de ware aard van het wetsvoorstel.
De regering stuurt het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer met de volgende motivatie:
“Het kabinet houdt vast aan een algemeen verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding in het openbaar. Mensen moeten elkaar in het gezicht kunnen zien en elkaar herkenbaar tegemoet kunnen treden.
Open onderlinge communicatie vindt het kabinet van groot belang op plaatsen waar mensen elkaar tegenkomen en ontmoeten. Het dragen van gelaatsbedekkende bekleding past niet in de Nederlandse open samenleving, waarin deelname aan het maatschappelijk verkeer juist cruciaal is.”
Eerst maar eens even over dat laatste zinnetje. Op straat doe ik 99% van de tijd niet mee aan het “maatschappelijk verkeer”. Daar is de straat al lang niet meer geschikt voor, tenzij je in een dorp met minder dan 1000 mensen woont. En mocht ik onverhoopt toch moeten deelnemen aan het “maatschappelijk verkeer” kan ik op dat moment alsnog beslissen of ik mijn gelaatsbedekking handhaaf of niet. Persoonlijk vind ik het al onbeleefd als je niet je zonnebril afzet als je met iemand praat.
En wie durft te beweren dat je zonder gelaatsbedekking meer “open” kan communiceren, lach ik keihard in het al dan niet bedekte gezicht uit. Ik heb geen gelaatsbedekking nodig om te kunnen liegen.
Een groot deel van het terechte publieke debat gaat over het opkomen voor de gelijkwaardigheid van vrouwen (Ga je dan nu ook de rokken verbieden die vrouwen “vrijwillig” dragen in de refo-dorpen? Gaan we straks ook de pruiken van orthodox-joodse vrouwen verbieden op straat?) en of het überhaupt realistisch is te verwachten dat dit verbod gaat helpen. Maar dat aspect laat ik even rechts liggen.