Ruimtelijke ordeningsverkiezingen 2023

De afgelopen 13 jaar was visie de olifant die het zicht belemmerde. Waar het eerste kabinet Rutte zo'n 10 jaar geleden verklaarde dat Nederland af is kondigde het laatste Kabinet Rutte de 'grootste verbouwing van Nederland' aan. Hoewel veel mensen dan denken aan het energiesysteem, gaat de verbouwing op veel meer terreinen spelen en veel meer aspecten van de leefomgeving raken. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceerde vier scenario's voor de inrichting van Nederland in 2050. In deze vier scenario's schetst het PBL wat de effecten zijn van verschillende keuzes voor de inrichting van Nederland. Het PBL heeft een scenario ontwikkeld waarin grote bedrijven de lead hebben, een scenario met nog verdere digitalisering waardoor afstanden verdwijnen, een scenario met veel ruimte voor de natuur en een scenario waarin burgers het initiatief nemen in hun eigen leefomgeving. De uitkomsten van de scenario's laten zien dat er wat te kiezen valt en laat dat nou net zijn wat in november 2023 mag doen: kiezen. Het belang van visie Investeringen die nu gedaan worden in nieuwe woonwijken, (energie)infrastructuur of waterhuishouding gaan zeker 50 jaar mee. Het is daarom van belang om vooruit te kijken naar het land waar we over 30 tot 50 jaar in willen wonen. Hoe ziet het er uit? Hoe en waar verdienen we er ons brood? Hoe en waar wonen we? Hoe ziet onze energievoorziening er uit? Waar bufferen we water voor droge tijden? Hoe ziet onze zorg er uit? Hoe verplaatsen we ons binnen de stad, maar misschien juist wel in de gebieden buiten de stad? Zetten we landelijk nog steeds in op de auto, terwijl steden die stapsgewijs weg lijken te plaatsen? En controversiëler wie verdienen hier hun brood? Als een kabinet al valt over een paar duizend gezinsherenigers, waarom zijn de honderdduizenden arbeidsmigranten dan geen onderwerp van discussie? Of is dat de onbenoemde olifant in de kamer? Hoe zorgen we voor voldoende arbeidskrachten voor onze economie? Willen we dat arbeidsmigranten weer terugkeren na gedane arbeid i.p.v. hier te blijven en zo ja, hoe zorgen we daar dan voor? Blijven we inzetten op arbeidsintensieve sectoren met lage lonen (bv. distributiehallen en kassen vol arbeidsmigranten die druk leggen op de woningmarkt en op schaarse ruimte)? Gaan we verplegend personeel uit het buitenland halen voor onze ouderenzorg of gaan we mee in het VVD verhaal dat de ouderenzorg digitaal wordt? Blijven we inzetten op meer werken en meer mantelzorg leveren i.p.v. op kwaliteit van leven? Ook wat controversiëler: Hoe ziet de landbouw er uit? Welke plek is er nog voor de intensieve, niet grondgebonden veeteelt? Hoe gaan we bodemdaling en de methaan en CO2 uitstoot van onze veenweidegebieden aanpakken? Maken we bodem en water sturend en gaan we weer CO2 vastleggen in onze veenweidegebieden? En wat betekent dat voor het verdienmodel van de boeren in deze gebieden en voor bv de energietransitie in het Groene Hart (pdf)? En hoe gaan we alle veranderingen organiseren. Is het initiatief aan het grote bedrijfsleven, is het aan inwoners, neemt de overheid weer de lead? Wie het antwoord weet mag het zeggen. Dat het komende kabinet de komende jaren op deze punten voor belangrijke keuzes staat is zeker. Want nationale ruimtelijke ordening is dan wel terug, maar de nationale keuzes zijn nog lang niet allemaal gemaakt.

Foto: Nanda Sluijsmans (cc)

Nederland zinkt. Wie houdt dat in de gaten?

De Nederlandse bodem daalt, met alle gevolgen van dien. Delftse onderzoekers ontwikkelden daarom de bodemdalingskaart, waardoor ook jij een oogje in het zeil kan houden. Wat moet je weten?

Als je op een zonovergoten zondagmiddag een rustiek veengebied in Nederland doorkruist, komt het woord “gevaarlijk” misschien niet snel in je op. Maar de geodeet (landmeetkundige) weet beter: ’s Nederlands landschap en de bebouwing en infrastructuur die erop rust, zijn aan bodembewegingen onderhevig. En omdat Nederland zich grotendeels onder de zeespiegel bevindt, zijn ze voor ons kikkerlandje een sluimerende vijand.

Daar weet geodeet prof. dr. ir. Ramon Hanssen (TU Delft) alles van. Met gebruik van radarsatellieten bestudeert hij het dalen en stijgen van de Nederlandse bodem. Het leidde tot de bodemdalingskaarten van Nederland. Die zijn openbaar toegankelijk, zodat elke burger de stille ramp kan helpen voorzien. Maar gaan gebruikers verstandig met de kaarten om? En hoe worden de bodemdalingskaarten precies gemaakt? Tijdens de laatste lezing in de reeks “In kaart gebracht” legt Hanssen het uit.

Hoogte meten is weten

Zijn de dijken binnenkort aan verhoging toe? Beschadigt verzakking van de bodem de fundamenten van mijn huis? Voor beide vragen geldt: hoogte meten is weten. En hoe preciezer en vaker de bodemdaling of -stijging gemeten wordt, hoe beter men kan anticiperen op de toekomst. Maar hoogte vaststellen is makkelijker gezegd dan gedaan. De vraag is namelijk: hoogte, ten opzichte van wat?

De geodeet heeft daarvoor een ander referentiepunt nodig dan het ietwat lastig bereikbare geometrische middelpunt van de aarde. In Nederland wordt daarom sinds de achttiende eeuw de Nauwkeurigheidswaterpassing Nederland als referentie gebruikt: een punt dat doorloopt tot onder de zeespiegel van Nederland, en dat geodeten meten met een lange waterpas, of baak.

Geodeten gebruiken de baak om waterpassingen te doen: het meten van hoogteverschillen in de grond over tijd. Dat is een precieze methode, vertelt Hanssen, maar het gebruik ervan is tijdrovend. Pas na tientallen jaren kan het hoogteverschil van de baak afgelezen worden. Willen we de bewegingen écht begrijpen en voorspellen, dan moeten metingen veel vaker worden herhaald .

“Daar zie je de grote superioriteit van de satelliet als meetinstrument”, geeft Hanssen aan. Deze vliegt een continue baan rondom de aarde en neemt aan één stuk door foto’s met behulp van radars. Door dit beeldmateriaal ontvangen geodeten elke zes dagen nieuwe informatie over de hoogte van hetzelfde stukje land. Met de nieuwste apparatuur meten ze hoogte tot op de drie millimeter nauwkeurig! De opbrengsten van deze radartechniek bracht men in beeld in de bodemdalingskaart. Deze weergave van Nederland geeft een indicatie van hoe veel bepaalde stukken grond dalen, stijgen of stabiel blijven. Rode pixels tonen dalingen aan, blauwe stijgingen, en groene stabiliteit.

Toen de bodemdalingskaart 1.0 – de eerste versie – uitkwam, waren de reacties terecht enthousiast. Bodembewegingen meten terwijl het gebeurt, daar konden de meterslange baken van vroeger niet tegenop. Bovendien bevat de kaart informatie van duizenden meetpunten. Om een goede inschatting te geven van hoeveel een stuk bodem beweegt over een bepaalde tijd, laat de kaart de uitgerekende gemiddelden zien van al die meetpunten verspreid over heel Nederland. Bestaande kennis over risico’s van bodemdaling wordt zo bevestigd door nieuwe, behoorlijk betrouwbare data.

Dat biedt mogelijkheden voor ramppreventie. Hanssen noemt veengronden om dat te illustreren. Ongeveer duizend jaar geleden begonnen Nederlanders water weg te pompen uit veengebieden, waardoor er steeds meer zuurstof bij de veenresten op de bodem kwam. Het organische materiaal waaruit veen bestaat, vergaat. Maar de sloten niet. Dat betekent grote kans op overstroming. Het resultaat is dat het grondwaterpeil steeds meer naar beneden wordt bijgesteld, tot de grond uit eindelijk echt te drassig wordt om te gebruiken. Een ware plaats delict van bodemdaling, noemt Hanssen het. En dus een sluimerende ramp waarover dringend accurate data nodig is.

Kunnen we dan ook de nare gevolgen van bodemdaling indammen terwijl ze nu plaatsvinden? Dat is niet alleen mogelijk, maar gebeurt ook al. Hanssen geeft de Lauwersmeerdijk als voorbeeld, die op sommige plekken rood kleurde op de bodemdalingskaart. De dijk schoof inderdaad af, zo bleek uit onderzoek ter plaatse, en werd direct hersteld. Tot aan vandaag monitort Hanssen het Lauwersmeerdijk om instabiliteiten in de dijk op tijd te repareren.

De kaart die ze niet wilden maken

Nadat bodemdalingskaart 1.0 succesvol bleek, volgde al vlug de volgende versie. Die noemt Hanssen “de kaart die ze niet wilden maken”. Vanwaar deze onheilspellende bijnaam? Dat heeft te maken met het feit dat bodemdalingskaart 2.0 álle individuele meetpunten weergeeft in plaats van berekende gemiddelden. Hierdoor kan een onfortuinlijke gebruiker zomaar een donkerrood meetpuntje aantreffen op diens eigen woning! Maar zonder kennis over de context is zo’n datapuntje lastig op betrouwbaarheid te schatten. Was het risico op misinterpretaties en paniek het waard om al die data online beschikbaar te stellen?

Er zijn natuurlijk belangrijke redenen om dat wel te doen. Het is namelijk goed om de Nederlandse samenleving bewust te maken van het sluimerende probleem van bodemdaling. De middenweg is volgens Hanssen om de gebruikers goed te begeleiden bij het lezen van van de kaart. “Omdat kaarten vaak worden gezien als een objectieve weergave van de werkelijkheid, zien gebruikers hun hun eigen interpretaties ook snel als waarheid”, vertelt Hanssen. Daarom leest de disclaimer die hoort bij bodemdalingskaart 2.0: “Deze gegevens zijn niet geoptimaliseerd, en daarom niet geschikt, voor specifieke toepassingen”. Een mooi begin, maar als het aan Hanssen ligt gaan we toe naar een bodemdalingskaart die gericht laat zien wat de gebruiker wil weten, voorzien van de benodigde context voor een juiste interpretatie. Dan zou er niet één openbare kaart zijn voor alle Nederlanders, maar een specifieke bodemdalingskaart voor elke gebruiker. Bij goed gebruik kan dan enorm veel leed worden voorkomen.


Dit artikel van Malou van de Noort verscheen eerder bij Studium Generale Utrecht
.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: 350 .org (cc)

Vertrokken, per galopperend paard

COLUMN - In een van de pakweg twintig praatprogramma’s die dagelijks op de Nederlandse buis zijn te zien, ging het over de toeslagenaffaire. Iemand liet zich bezorgd uit over het wantrouwen dat deze lang slepende kwestie bij onschuldige burgers had gezaaid, en hoe slecht dat is voor ons aller rechtsgevoel. De overheid, op wie wij allemaal horen te kunnen vertrouwen, had deze mensen niet alleen ten onrechte tot fraudeur gebombardeerd, maar ze daarnaast willens en wetens getraineerd, gepiepeld en verneukt.

Ze werden niet te woord gestaan, ze hoorden vaak niet eens wat het probleem was, ze kregen geen antwoord op brieven, hun dossier werd kwijtgemaakt, politici deden of hun neus bloedde, de ambtenaren logen tegen de pers en verdonkeremaanden papieren, en tot overmaat van ramp werden de dossiers die de gedupeerden uiteindelijk in handen kregen, half zwartgelakt.

Al die tijd zakten de gedupeerden dieper weg in de misère. Ze moesten onmogelijk grote sommen geld terugbetalen, en door de extra boetes die daar vanwege incasseringskosten bovenop kwamen (denk aan deurwaarders, betekeningen, dwangbevelen) werden de schulden bekant onoverkomelijk.

Onschuldig in diepe ellende gestort, zuiver door toedoen van de overheid. Zie dat maar eens goed te maken.