Burgernomics: De Big Mac index
De Big Mac-index, door The Economist aangeprezen als ‘a more fun way to understand exchange rates than textbooks‘ is een goed excuus om voor de tweede keer in drie weken op GC aandacht te schenken aan de Amerikaanse hamburgergigant. Eerder wijdde ik al een artikel aan de Golden Arches Theory Of Conflict Prevention van Thomas Friedman: landen met een McDonald’s restaurant voeren zelden oorlog met elkaar. Vandaag staat dus een een nieuw smakelijk onderwerp op het menu, dat evenmin zou misstaan op het curriculum van de Hamburger University in Oak Brook, Illinois: de Big Mac index.
Maak kennis met burgernomics. Allemaal te danken aan de Big Mac, in 1967 bedacht door restauranthouder Jim Delligatti in Pittsburgh. Dit onverwoestbare icoon van Amerikaans fastfood-imperialisme inspireerde in 1986 The Economist-redactrice Pam Woodall tot een heuse Big Mac-index, bedoeld als speelse manier om het verschil in relatieve koopkracht tussen verschillende landen in kaart te brengen. McDonald’s staat namelijk niet alleen bekend om de wereldwijde standaardisering van het menu, maar koopt bovendien haar ingrediënten lokaal in.
In de prijs van een Big Mac zitten dus automatisch de kosten van de ingrediënten, arbeid en energieverbruik inbegrepen. Wat de ingrediënten van een Big Mac zoal zijn? Amerikanen van boven de de veertig zullen het ongetwijfeld eenvoudig kunnen reproduceren, dankzij een enorm succesvolle reclamecampagne uit de jaren ’70: “How fast can you say ’two all beef patties special sauce lettuce cheese pickles onions on a sesame seed bun’?”