Ooit wordt u een scheldwoord

Het gebeurde in de afgelopen week een paar keer en ineens: mensen raakten aangebrand als ze door onbekenden met u werden aangesproken. Ik raakte in een discussie met iemand die beweerde dat de taalwetenschap allemaal onzin was, omdat ze ooit verplicht een cursus had moeten doen die haar niet beviel. Ik bevroeg haar over die cursus, en daarbij gebruikte ik het gevreesde persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon. U. Mijn gesprekspartner reageerde als door een wesp gestoken: “Je hoeft niet zo pedant te doen!” Dat verbaasde me enorm, en toen bleek een andere Twitteraar haar te willen sussen door te wijzen op mijn doorgaans goede karakter: “Dat doet hij anders nooit?” Het lijkt een van de vele botsinkjes die in het dagelijks leven veroorzaakt wordt door de grote verwarring waarin wij allen verkeren over je en u.

Door: Foto: copyright ok. Gecheckt 21-02-2022
Foto: Mr. T in DC (cc)

De smartphone en de teloorgang van de blik

COLUMN - Waar de boerkadraagster haar toevlucht neemt tot een andere tijd, vlucht de smartphoner in een andere ruimte – met dit extra verschil: smartphoners zijn blind, doofstom en in onnoemlijk grotere getale. Een klaagzang.

Toen ik vorige maand een lange wandeling maakte door de Belgische Ardennen, passeerde ik op een goed moment een Hollands echtpaar. Beleefd groetten we elkaar. Vijftien meter achter ze aan hobbelden twee jonge meisjes, diep weggedoken in hun pings en whatsapps. Toen ze mij passeerden keken ze niet op, hoorden mij niet, liepen door alsof ik een geest was. Ik keek hen na tot ver achter de heuvels, tot ze uit m’n blikveld verdwenen. Niet eenmaal week hun gezicht af van de machine, laat staan dat ze hun ogen de kost gaven, terwijl de natuur zich geweldig uitsloofde; coniferen en vliegenzwammen waartussen de nevel als een bruidsjurk hing, achter de horizon een goudoranje gloed; al dit moois ontging hen schielijk. Wat hebben ze bij thuiskomst te vertellen? Welke herinneringen bewaren ze aan de Ardennen?

Het hoge woord moet er uit: de blik dreigt uit te sterven. Het genoegen van het alledaagse aanschouwen, de waarneming, het oogcontact, is rap aan het uitdoven. Vanaf Adam en Eva was dit een goede gewoonte die met plezier werd uitgeoefend. Maar sinds de uitvinding van de Samsung Galaxy en de iPhone is het voor iemand die hecht aan de vriendelijke groet, de knipoog, de hoofdknik, of zelfs maar de sluikse oogopslag, niet langer aangenaam door stad en land te wandelen. De oneindige reeks ‘ontmoetingen’ met op schermpjes starende schimmen creëert in het straatbeeld een mist die even unheimische gevoelens oproept als de confrontatie met boerka’s. Was ook daar niet de grootste ergernis de onzichtbare blik?

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Afspraak is afspraak

De telefoonwinkel was verlaten, op een jonge medewerker na. Terwijl ik mijn verhaal deed, keek hij af en toe langs me heen. Ik keek om. Achter me stonden twee jongens die na mij waren binnengekomen. Ze bogen zich over een telefoon, de ruggen naar ons toe gekeerd.
Toen ik op het punt stond om het gesprek af te ronden, sprong de medewerker op. Hij schreeuwde iets en rende achter de toonbank vandaan, richting de uitgang. Ik zag nog net de twee jongens naar buiten sprinten. De medewerker zette de achtervolging in: ‘Hé jongens, terugkomen!’

Zelfs in de verwarring van het moment, viel me op dat de uitroep nogal beleefd geformuleerd was.
Een meter of twintig buiten de winkel, staakte de medewerker de achtervolging. Hij liep terug. Via een deur achterin de winkel kwam een vrouwelijke medewerker kijken wat er aan de hand was. ‘Wat hebben ze meegenomen?’ vroeg ze.
‘Een iPhone,’ antwoordde de man. ‘Ik hield ze nog in de gaten. Ik vertrouwde het al niet helemaal. Verdomme.’ Hij schudde het hoofd. ‘Sorry,’ zei hij tegen mij.
Ik had met hem te doen. Het verlies van een telefoon was een kleinigheid voor de winkelketen. Maar die abstractie leek weinig troost te bieden.
Vreemd genoeg voelde ik me zelf ook enigszins geschoffeerd door de dieven. Eerst dacht ik dat het kwam uit empathie met de medewerker. Maar mijn burgerlijk fatsoen is veel beter ontwikkeld dan mijn vermogen tot empathie. Dat is de vloek van het fatsoen van de middenklasse: elke inbreuk op de bestaande orde voelt als een persoonlijke bedreiging of belediging. Het antwoord op het persoonlijk affront is ook duidelijk: ressentiment jegens iedereen die afwijkt. Dit neurotische patroon wordt soms vergoelijkend aangeduid met de frase ‘afspraak is afspraak’.