Gisteren is de cartoonist Gregorius Nekschot gearresteerd. Voor "aanzetten tot haat" en het "beledigen van een bevolkingsgroep". Welke groep dat zou moeten zijn is vooralsnog niet duidelijk, maar een kleine blik op de cartoons geeft wel wat ideeën. Daarin moeten joden, politici en negers het vaak ontgelden, maar nog veel vaker zijn de moslims de klos.
De aanhouding brengt me in een persoonlijk dilemma. Tuurlijk zal de cartoonist redelijk snel weer vrij zijn, want haatzaaien is gelukkig lastig hard te maken. Mijn eerste reactie is altijd die van voorvechter van de vrijheid. Ik geloof niet in verbieden, ook niet van dingen die ik onfatsoenlijk, onaangenaam of onbeschoft vindt. Een van de belangrijkste dingen die er in Nederland misgaan, is dat we steeds minder een onderscheid maken tussen wat we moreel niet vinden kunnen en wat we daar wettelijk aan doen. Dat verengt ons wereldbeeld en beneemt ons op den duur de adem. We vertrutten en verkokeren. Voor gedachten ga ik zelfs nog wat verder: Holocaustontkenners, racisten, moslimfundamentalisten, het liefst slinger ik alles de openbare ruimte in, in de hoop en verwachting dat een gezonde maatschappij dat aankan. En ik hoop daar Nederland nog steeds toe te rekenen.
Maar mijn aarzeling schuilt in de kracht van de herhaling.