
In peilingen voor de Tweede Kamer, zoals die van de Politieke Barometer, scoren de coalitiepartijen VVD, CDA en PVV (ja, die rekent dit blog tot de coalitie want het gaat om macht) steevast een redelijk solide meerderheid. Maar het is gevaarlijk om dat soort peilingen één op één door te vertalen naar Senaatszetels, zoals Synovate hier wel doet. Want dan wordt uitgegaan van een relatief hoge opkomst, en juist bij die aanname rijzen problemen. Niet eens zozeer dankzij het kwakkelende CDA, maar vooral dankzij de PVV-achterban.
Dat laatste schrijft het blad Binnenlands Bestuur op basis van een onderzoek van TNS-Nipo.
Het is geen verrassing. Er is al veel geschreven over het electoraat van de PVV van Geert Wilders. Een deel ervan is zonder meer waar, maar veel is toch ook gebaseerd op aannames omdat er één groot probleem is met ongeveer een derde van het PVV-electoraat, en dat is: de peilers weten niet precies wie die mensen zijn. Dat maakt het lastig ze te bevragen.
Ongeveer één derde van dat electoraat bestaat uit mensen die de afgelopen jaren slechts zelden het stemhokje van binnen hebben gezien. Dat was toen ze stemden op de LPF, vlak na de moord op Pim Fortuyn in 2002, en twee keer op Geert Wilders, in 2006 en 2010 (ongeveer 21% van de PVV-stemmers in 2006 waren voormalig LPF-stemmers, zo weet het Nationaal Kiezersonderzoek, in 2010 was dat vermoedelijk meer).