Zoekresultaten voor

'nationale conventie'

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 14

Logo Nationale ConventieHierbij het veertiende deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1).

14. Regel de bevoegdheid van de Minister-president om ministers en staatssecretarissen voor te dragen voor benoeming en ontslag.

Toelichting Nationale Conventie:
De positie van de Minister-president brengt met zich dat hij de eindverantwoordelijkheid moet dragen voor de samenstelling van het kabinet en de taakverdeling tussen de leden van het kabinet. Dit zou in de Grondwet tot uitdrukking moeten worden gebracht door vast te leggen dat benoeming en ontslag van ministers en staats secretarissen geschiedt op voordracht van de Minister-president.
Deze bevoegdheid, die als vanzelfsprekend gepaard gaat met een beslissingsbevoegdheid over de taakverdeling, bepaalt in niet onbelangrijke mate de leidinggevende positie van de Minister-president. Een wijziging van de Grondwet in deze zin versterkt de formele positie van de Minister-president. Het past bovendien in de lijn van de voorstellen voor wijziging van de formatieprocedure.

Of de Minister-president in de praktijk in staat is daadwerkelijk te beslissen over de samenstelling en de taakverdeling van het kabinet, zal moeten blijken. Het is onwaarschijnlijk dat coalitiefracties hun zeggenschap over de samenstelling van de regering helemaal zullen willen prijsgeven. Maar het is zeker denkbaar dat bij de besluitvorming over de samenstelling van een kabinet een nieuw evenwicht wordt bereikt, waarin het oordeel van de Minister-president een zwaarder gewicht heeft dan nu het geval is.
Het past bovendien in de voorstellen voor wijziging van de formatieprocedure dat de formateur meer invloed heeft op de samenstelling van het kabinet.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 13

Logo Nationale ConventieHierbij het dertiende deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1).

13. Geef de Minister-president de bevoegdheid algemene aanwijzingen te geven aan de andere ministers.

Toelichting Nationale Conventie:
De Minister-president zal ook in de toekomst over voldoende bevoegdheden moeten beschikken zijn coördinerende taken ten behoeve van een slagvaardig regeringsbeleid te kunnen uitvoeren.
Dan hebben we het over de algemene aanwijzingsbevoegdheid. Die dient verder te gaan dan zijn huidige bevoegdheden onderwerpen te agenderen of in te grijpen bij een concreet competentiegeschil. Een algemene aanwijzingsbevoegdheid biedt hem ook de mogelijkheid bindende aanwijzingen te geven over algemene beleidsaspecten. Het mes snijdt aan twee kanten: de Minister-president kan daadwerkelijk leiding geven en zijn bevoegdheden worden meer in overeenstemming gebracht met zijn feitelijke positie.
Een algemene aanwijzingsbevoegdheid is niet wezensvreemd aan het parlementaire stelsel. De Duitse kanselier bijvoorbeeld, beschikt daarover. Deze bevoegdheid verdraagt zich bovendien met de individuele verantwoordelijkheid van ministers en het uitgangspunt van collegiale besluitvorming. De vakminister blijft verantwoordelijk voor zijn beleidsterrein, ook als hij (mede) handelt op basis van een aanwijzing van de Minister-president. Dat is niet anders dan wanneer hij nu door de ministerraad als collectief, wordt gedwongen een bepaalde koers te varen. De verantwoordelijkheid van de Minister-president ten opzichte van het parlement neemt wel toe. De Kamers kunnen hem immers aanspreken op het al dan niet geven van een aanwijzing.
Aan de collegiale besluitvorming hoeft echter niet noemenswaardig afbreuk te worden gedaan. In de eerste plaats omdat het in de Nederlandse verhoudingen niet goed voorstelbaar is dat de Minister-president in volledige vrijheid kan besluiten een aanwijzing te geven. Hij zal altijd rekening moeten houden met de wensen van de coalitiepartners. In de tweede plaats kan de ministerraad een doorslaggevende stem krijgen in geval van een conflict.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 12

Logo Nationale ConventieHierbij het twaalfde deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1).

12. Ken de Eerste Kamer het recht toe wetsvoorstellen één keer terug te sturen naar de Tweede Kamer, waarbij het eindoordeel over het teruggezonden wetsvoorstel blijft liggen bij de Eerste Kamer. Combineer dit met een kiesstelsel voor de Eerste Kamer waarin provinciale staten elke drie jaar de helft van de leden van de Eerste Kamer kiezen.

Toelichting Nationale Conventie:
Een terugzendingsrecht voor de Eerste Kamer in combinatie met een aanpassing van het kiesstelsel
Aan de totstandkoming van wetgeving levert de Eerste Kamer een waardevolle bijdrage. Zij verdiept zich in de rechtstatelijke aspecten. Zij signaleert onjuistheden, lacunes en slordigheden.
De schriftelijke en mondelinge behandeling in de Eerste Kamer leidt niet zelden tot verduidelijking van de wet, in het bijzonder van door amendementen ingebrachte artikelen.

De Eerste Kamer heeft geen recht van amendement. Zij staat theoretisch voor de keuze een wetsvoorstel te verwerpen of in zijn geheel te accepteren. Praktisch hebben de betrokkenen in het wetgevingsproces hier een mouw aangepast door middel van de novelleprocedure. Indien de Eerste Kamer bezwaren heeft tegen een wetsvoorstel, dient de regering een nieuw voorstel in dat de bezwaren in het omstreden wetsvoorstel wegneemt. De Eerste Kamer gaat hiermee terughoudend om.
Hetzelfde geldt voor haar bevoegdheid een wetsvoorstel te verwerpen. Die terughoudendheid is op zijn plaats vanwege het politieke primaat van de Tweede Kamer.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 11

Logo Nationale ConventieHierbij het elfde deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1).
Dit keer een zware. Het gaat om een samenstelling van een aantal voorstellen. Levert dan ook wat meer toelichting op dan gebruikelijk.

11. Richt de formatieprocedure als volgt in:
– de Tweede Kamer doet na de verkiezingen een voordracht aan de Koning voor benoeming van een formateur. Deze voordracht gaat zo nodig vooraf door een voordracht aan de Koning voor benoeming van een informateur.
– de formateur krijgt van de Koning de opdracht een kabinet te vormen. Na overleg met de fractievoorzitters van de beoogde coalitiepartijen stelt hij een aantal richtlijnen voor het nieuwe kabinet vast met betrekking tot een beperkt aantal politiek omstreden kwesties.
– de formateur schrijft met de beoogde ministers een beknopt regeerprogram.
– de Tweede Kamer hoort de kandidaat-bewindslieden.
– de Tweede Kamer spreekt bij aanvang van de zittingsperiode van het kabinet haar vertrouwen in het kabinet uit.

Toelichting Nationale Conventie:
In de inleidende paragraaf is al geconstateerd dat kabinet en parlement met elkaar zijn vervlochten. Eén van de oorzaken daarvan is de formatieprocedure. In die procedure zijn Tweede Kamerfracties en fractievoorzitters van de beoogde coalitiepartijen, steeds belangrijker geworden. Zowel op de samenstelling van het kabinet als op de hoofdlijnen van het regeringsbeleid oefenen zij een overwegende invloed uit. Dat heeft geleid tot een grote verbondenheid tussen het kabinet en de meerderheid van de Tweede Kamer. Op de achtergronden hiervan zijn onder andere de commissies Biesheuvel en De Koning uitvoerig ingegaan. De binding aan het regeerakkoord is belemmerend voor het onafhankelijk opereren van Kamer en kabinet. Voorgesteld wordt daarom de formatieprocedure zo in te richten dat vooral de beoogde bewindslieden afspraken voor de komende regeerperiode maken. De Conventie stelt de volgende gang van zaken voor.
Zo snel mogelijk na de verkiezingen komt de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling bijeen en wijdt een debat aan de uitslag van de verkiezingen. De Kamer kan vervolgens bij motie uitspreken welke regeringscoalitie de voorkeur heeft. Afhankelijk van de uitkomst van dat debat doet de Kamer een voordracht voor benoeming van een formateur of een informateur aan de Koning. Als een informateur wordt benoemd doet de Kamer na afronding van de informatie een voordracht voor benoeming van een formateur. De formateur wordt belast met de vorming van een door hem te leiden kabinet. Deze procedure doet recht aan het gegeven dat de formateur, als beoogd Minister-president, zijn positie feitelijk ontleent aan de Tweede Kamer en dus indirect aan de verkiezingsuitslag. Het debat kan niet eerder plaatsvinden dan op de achtste dag na de stemming omdat de Kieswet regelt dat op die dag de nieuw gekozen Kamer aantreedt. Het lijkt gezien adviezen van de Kiesraad hierover uit 2001 en 2002 mogelijk de termijn tussen stemming en eerste samenkomst van de Tweede Kamer te bekorten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 10

Logo Nationale ConventieHierbij het tiende deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1).

10. Leg in de aanwijzingen inzake externe contacten voor rijksambtenaren vast, dat verzoeken van de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal tot schriftelijke of mondelinge contacten met ambtenaren en om ambtenaren te horen, in principe worden ingewilligd.

Toelichting Nationale Conventie:
Alle leden van de Conventie zijn van opvatting dat de verantwoordelijkheid van de minister voor het handelen van zijn ambtenaren in praktijk ook een schaduwzijde heeft.
Het leidt soms tot verkrampte verhoudingen tussen ministers en ambtenaren en tussen ambtenaren en Tweede Kamer.
Omdat de minister verantwoordelijk is, zo meent men vaak, kan alleen hij de contacten met de Kamer onderhouden en zijn ambtenaren er vooral om de minister uit de wind te houden.
Deze houding wordt mede ingegeven door de verwarring van verantwoordelijkheid met verwijtbaarheid en met vertrouwen tussen minister en parlement. In de slotparagraaf van dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de ministeriële verantwoordelijkheid.
Wil de verantwoordelijkheid voor ambtelijk handelen tot zijn recht komen, dan vergt dat in de eerste plaats erkenning en bevordering van de inhoudelijke rol van de ambtenaar. De ambtenaar moet ruimte hebben voor zijn rol als inhoudelijk adviseur en de minister kritisch kunnen bejegenen. Herwaardering van die rol van de ambtenaar kan hem ook ruimte geven voor informatieverstrekking op verzoek van de Tweede Kamer. Daaraan heeft de Kamer soms terecht behoefte bij de uitoefening van haar controlerende taken.
In de huidige verhoudingen blijft de minister verantwoordelijk tegenover het parlement en zijn niet de ambtenaren verantwoordelijk. Daarbij past dat de minister het contact tussen Kamer en ambtenaren vooraf goedkeurt. Maar die goedkeuring zou hij ruimhartig moeten geven. De regels voor externe contacten kunnen die meer open houding weerspiegelen door daarin vast te leggen dat een minister verzoeken van een van beide kamers der Staten-Generaal tot schriftelijke of mondelinge contacten met ambtenaren of deelname van ambtenaren aan een hoorzitting inwilligt, tenzij hij daartegen zwaarwegende bezwaren heeft. Natuurlijk kan de minister aanwezig zijn bij contacten en beperkingen aan de informatieverstrekking stellen. Bijvoorbeeld door alleen toestemming te geven inlichtingen van feitelijke aard te verstrekken.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 9

Logo Nationale ConventieHierbij het negende deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1).

9. Zorg voor toetsbare doelen in het regeerprogramma en de rijksbegroting en kijk op verantwoordingsdag of die doelen zijn gehaald.

Toelichting Nationale Conventie:
De controle op het doen en laten van de regering en daaruit conclusies trekken is een wezenlijke taak van de volksvertegenwoordiging. Systematische en kritische controle, los van incidenten, krijgt echter onvoldoende aandacht in de Tweede Kamer. Tekenend is dat de zogenaamde verantwoordingsdag in mei nauwelijks op belangstelling kan rekenen. Toch biedt juist deze dag de mogelijkheid de controlefunctie van de Tweede Kamer en het belang daarvan voor het voetlicht te brengen. Voorwaarde is wel dat Kamer en kabinet die dag spreken over de politieke doelen en de uitvoering van beleid om die doelen te bereiken. Ook moeten ze die doelen evalueren en bijstellen.

Deze gang van zaken veronderstelt wel dat het kabinet concrete doelen stelt waarvan na enige tijd kan worden vastgesteld of ze zijn bereikt. Die doelen moeten zijn terug te vinden in zowel de begrotingsstukken als het regeerprogramma (zie hierna) of beleidsprogramma. In de begrotingsstukken gaat het om jaarlijkse prioriteiten, het regeerprogramma bevat de belangrijkste doelen voor de gehele kabinetsperiode. De Kamer op haar beurt zou het kabinet moeten vragen concrete doelen te stellen. In de begrotingscyclus spelen ook de miljoenennota en voorjaars- en najaarsbrief een belangrijke rol. Bij de behandeling daarvan kijkt men vooral vooruit. Op verantwoordingsdag blikt men terug en trekt daaruit lessen voor de toekomst.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 8

Logo Nationale ConventieHierbij het achtste deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1).
De komende voorstellen gaan over de versterking van de representatieve democratie.

8. Stel aan begin van de zittingsperiode van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal themacommissies in. Verminder het aantal vaste commissies van de Tweede Kamer.

Toelichting Nationale Conventie:
De Tweede Kamer vormt het hart van de representatieve democratie. Zij behoort de ogen, oren en stem van het volk te zijn.
Dit betekent meer dan het weergeven van meningen die onder de kiezers leven. De Tweede Kamer moet die meningen wegen en beoordelen. Verschillende manieren kunnen leiden tot een versterking van de vertegenwoordigende functie. Het onlangs ingevoerde burgerinitiatief is een goed voorbeeld.
Maar ook een ander gebruik van het instrument van de parlementaire enquête is een mogelijkheid. Sinds de opleving van de parlementaire enquête in de jaren ’80 van de vorige eeuw, is de enquête vooral gebruikt om kabinetsbeleid te controleren en het eigen optreden van de Kamer te evalueren nadat er (kennelijk) iets mis was gegaan. Daartoe hoeft het enquête-instrument zich echter niet te beperken. Dit instrument is bij uitstek geschikt maatschappelijke problemen in kaart te brengen, de effecten van beleid en wetgeving te onderzoeken en op grond daarvan voorstellen te ontwikkelen. Een andere optie is Tweede Kamerleden een vergoeding te geven voor een eigen kantoor in de regio om contacten met burgers te stimuleren. Het meeste soelaas biedt echter een andere werkwijze van de Tweede Kamer.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 7

Logo Nationale ConventieHierbij het zevende deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1)

7. Geef kiezers de mogelijkheid een referendum over wetten aan te vragen nadat het parlement met een wet heeft ingestemd. De uitslag van het referendum bindt de wetgever.

Toelichting Nationale Conventie:
De Conventie meent dat het referendum een goed middel is burgers en politiek meer bij elkaar te betrekken. Het stimuleert het kabinet en de volksvertegenwoordiging scherp in de gaten te houden wat er onder burgers leeft en besluitvorming goed te verantwoorden. Burgers krijgen immers de mogelijkheid politieke besluitvorming te corrigeren. Referenda stimuleren bovendien debat, wekken politieke interesse en bevorderen politieke participatie. Mogelijkheden tot participatie zullen burgers prikkelen zich beter te informeren. Met de toename van het gemiddelde opleidingsniveau zijn burgers heel goed in staat om, onder afweging van argumenten en belangen, complexe politieke keuzes te maken. Daarvoor is het wel nodig dat informatie op tijd en in ruime mate beschikbaar is.

Voorwaarden referenda
Deze voordelen van referenda wegen op tegen de bezwaren. Voorwaarde is wel dat het referendum zorgvuldig wordt vormgegeven. Overheden moeten referenda niet kunnen gebruiken voor politiek-strategische doeleinden. Dat betekent dat een referendum niet op initiatief van het bestuur of wetgever wordt georganiseerd.
Het initiatief ligt bij de kiezers. Het is belangrijk dat referenda het ambt van politici en het functioneren van politieke partijen niet ondermijnen. Het is dus niet wenselijk voor ieder vraagstuk van enig belang een referendum te houden. De voorwaarde dat een behoorlijk aantal kiezers een verzoek voor een referendum moet doen kan dit voorkomen. Bovendien moeten in de ogen van de Conventie alleen referenda mogelijk zijn over besluiten die de regering en volksvertegenwoordiging samen hebben genomen. De verantwoordelijkheid van volksvertegenwoordiging en bestuur blijft op die manier in stand. Het referendum is dan dus correctief. Om zowel voor bestuur als kiezers duidelijkheid te scheppen dient het referendum een bindend karakter te hebben.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 6

Logo Nationale ConventieHierbij het zesde deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1)

6. Eis in de overheidsbekostiging van instellingen die publieke goederen en diensten leveren, dat zij zeggenschap regelen voor hun klanten.

Toelichting Nationale Conventie:
Mondige burgers willen meer zeggenschap over de inrichting van hun eigen leefomgeving.
Ze hoeven niet aan het roer te staan, maar willen wel dat hun belangen en inzichten serieus worden genomen. Die wens beperkt zich niet tot invloed van burgers op haar overheid in enge zin (met ambtenaren en politici). De leefomgeving van burgers wordt niet alleen bepaald door de klassieke overheidsorganen. Vaak hebben burgers meer te maken met (semi-)publieke instellingen die op een redelijke afstand staan van onze volksvertegenwoordigers. Zo zijn verpleeghuizen bepalend voor klanten (en hun kinderen) en scholen voor leerlingen (en hun ouders). Het gaat om instellingen die publieke goederen of diensten leveren, die niet elders verkrijgbaar zijn. Burgers zijn gebonden aan deze instellingen met een regionaal monopolie. Bij sommige instellingen is de zeggenschap beter, zoals in het onderwijs, dan bij andere instellingen, zoals in de zorg.

Bijna alle (semi-)publieke instellingen worden voor een groot deel of zelfs geheel bekostigd met gemeenschapsgeld. De overheid stelt bij deze financiering allerlei eisen ten aanzien van kwaliteit, toegankelijkheid en effectiviteit, maar verlangt nauwelijks zeggenschap.
De Conventie beveelt de (rijks)overheid dan ook aan om in de bekostiging van instellingen die publieke goederen en diensten leveren, eisen te stellen ten aanzien van de democratische en doelmatige bestuursvoering en zeggenschap van burgers die deze goederen en diensten af moeten nemen. De zeggenschap zal per sector verschillen en zal niets afdoen aan de eindverantwoordelijkheid van de bestuurders van deze instellingen.
Ook komt de hier bepleite zeggenschap niet in de plaats van de verantwoordelijkheid van de klassieke overheidsinstellingen om algemene afwegingen te maken en te controleren of belastinggeld goed wordt besteed.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 5

Logo Nationale ConventieHierbij het vijfde deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1)

5. Laat alle jongeren tijdens hun schoolopleiding omstreeks hun 17e levensjaar een stage lopen die het publieke belang dient.

Toelichting Nationale Conventie:
Actief burgerschap moet ergens geleerd worden. Vrijblijvendheid is wat dat betreft niet op zijn plaats. De Conventie stelt daarom voor dat iedere jongere rond zijn zeventiende jaar, als onderdeel van zijn schoolopleiding, een verplichte stage loopt ten dienste van het publieke belang. Gedacht kan worden aan stages in verpleeghuizen, buurthuizen, sportverenigingen, basisonderwijs en vluchtelingenzorg.
Het is belangrijk gemeenschapsdiensten als algemene norm voor iedereen die opgroeit in Nederland te introduceren. De Conventie meent dat het mogelijk is een dergelijk stage in het onderwijsprogramma op te nemen. Een en ander sluit aan bij recente ontwikkelingen de leerplicht te verruimen tot en met het zeventiende jaar. Het gemeenschapsbelang van actief burgerschap is zo groot dat de Conventie heenstapt over bezwaren tegen een (beperkte) sociale dienstplicht.

Uitvoering:
Wetswijziging noodzakelijk.

Dit is een van de voorstellen die voor een deel al staat in het huidige regeerakkoord (blz 30 punt 10). Hoewel ik de intentie wel begrijp, vraag ik me af of dit in de praktijk goed kan werken. De plicht die er achter zit, maakt het dwangmatig. Hierdoor gaat mogelijk de essentie van waarvoor het bedoeld is, verloren.
Maar zeer waarschijnlijk zal een verplichte maatschappelijke stage nog altijd beter zijn dan wat we nu hebben, niets.
Heel benieuwd hoe dit voorstel uiteindelijk in de Tweede Kamer komt en wat er na alle behandelingen nog van over is als het tot wet gemaakt wordt.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 4

Logo Nationale ConventieHierbij het vierde deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1)

4. Breng onbetaalde inzet voor de publieke zaak in aanmerking voor belastingaftrek.

Toelichting Nationale Conventie:
In de Nederlandse samenleving zijn verenigingsleven en vrijwilligerswerk traditioneel sterk ontwikkeld. Op dit moment bevindt de vrijwillige inzet van burgers voor de publieke zaak zich nog op een aanvaardbaar niveau. Maar er is al jaren een geleidelijke daling gaande. Dat kan uiteindelijk ten koste gaan van onze politieke gemeenschap die als gezegd, alleen gedijt bij inzet en toewijding van velen. Het is daarom goed te zoeken naar middelen om de daling tot staan te brengen.

De norm dat alle burgers zich actief voor het collectief inzetten (‘burgerschap als ambt’), moet uitgangspunt voor beleid zijn en in woord en daad worden uitgedragen. Die norm veronderstelt dat iedereen een redelijke inzet levert voor de publieke zaak en voor de medemens. Maar een bijzondere inzet komt voor beloning in aanmerking.

De Conventie denkt aan uitwerking van dit voorstel langs de volgende lijnen:
– Geef deze regeling vorm net zoals de giftenaftrek: maatschappelijk gewaardeerde inzet wordt fiscaal gehonoreerd. Iedereen wordt echter geacht in zekere mate dit soort burgerplichten te vervullen. Dit betekent dat, evenals bij de giftenaftrek, een flinke drempel wordt ingebouwd. Alleen bovennormale inspanningen komen voor aftrek in aanmerking.
– Baken de activiteiten af die kunnen leiden tot belastingaftrek. Het moet gaan om aantoonbare en structurele bijdragen aan de actieve samenleving, zoals vrijwilligerswerk voor brandweer, Rode Kruis, vereniging en kerken, bemiddeling bij buurtproblemen, organisatie van sociale initiatieven en bestuur van wijkraden. Maar ook kan men denken aan particulier initiatief als sociaal ondernemerschap en mantelzorg voor personen met een zorgindicatie, die daardoor niet in instellingen hoeven worden verzorgd. Maatschappelijk debat hierover is gewenst. De keuze van de activiteiten die wel of niet in aanmerking komen zal altijd subjectief zijn. Vooral grensgevallen zullen onderwerp van debat zijn. Dit debat is op zichzelf al waardevol en verdient daarom royaal ondersteuning.
– Breng ook werkgevers die medewerkers in werktijd in de gelegenheid stellen vrijwilligerswerk te verrichten, in aanmerking voor een fiscale tegemoetkoming. De werknemer kan die uren niet meer opvoeren.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voorstellen Nationale Conventie – 3

Logo Nationale ConventieHierbij het derde deel van de behandeling van de voorstellen van de Nationale Conventie. (Zie toelichting bij deel 1)

3. Experimenteer met de invoering van burgerfora.

Toelichting Nationale Conventie:
Nieuwe vormen van burgerparticipatie kunnen burgers directer bij de politiek betrekken. De Nationale conventie adviseert te experimenteren met de instelling van ‘burgerfora’ die burgers in de beleidsvoorbereidende fase een rol geven.

Burgerfora verschillen van referenda omdat nooit de hele bevolking aan de politieke besluitvorming in een forum kan deelnemen. Bovendien hebben burgerfora geen besluitvormend karakter. Daar staat tegenover dat burgerfora veel mogelijkheden bieden voor inhoudelijk debat, een grondige belangenafweging en afgewogen oordeelsvorming.

De term ‘burgerfora’ is een verzamelnaam voor een methode, waarbij:
– een groep burgers wordt uitgenodigd na onderling debat een oordeel te geven over een publiek vraagstuk;
– burgers de mogelijkheid hebben experts en belanghebbenden te horen;
– na intensieve informatie- en argumentenuitwisseling, burgers een afgewogen oordeel vormen en advies uitbrengen aan de besluitvormers.

Onder burgerfora vallen allerlei innovatieve vormen van burgerparticipatie, zoals burgerpanels, burgerjury’s en deliberatieve peilingen. Een burgerjury bestaat uit een representatief panel van burgers. Zij komen voor kortere of langere tijd bijeen om onderwerpen op verschillende beleidsterreinen te bespreken en te beoordelen.
Daarna brengen zij een advies uit. Een deliberatieve peiling vindt plaats onder een representatieve groep burgers die éénmalig bijeen komt om over een specifiek onderwerp van gedachten te wisselen en te adviseren.In het buitenland, waaronder Canada en Denemarken, zijn al veel positieve ervaringen opgedaan met burgerfora, zowel op nationaal als lokaal niveau. In Nederland hebben we minder ervaring met burgerfora. Het Burgerforum Kiesstelsel, waarin 140 burgers adviseren over de toekomst van het kiesstelsel, is het eerste experiment op nationaal niveau.

Vorige Volgende