COLUMN - Ja, dat leest u goed. Een commissie kan wel degelijk geniaal zijn. We zijn er aan gewend geraakt om alles wat door ‘een commissie’ gebeurt, bij voorbaat af te branden. Vraag een commissie om een paard te ontwerpen, en je krijgt een kameel. Genialiteit, zo wordt ons sinds de Romantiek ingestampt, is een individuele eigenschap. Wonderen kun je uitsluitend verwachten van ‘een genie’. En zodra een genie moet samenwerken met anderen, kan het alleen maar minder worden.
Dat romantische misverstand houdt de mythe van het genie Shakespeare overeind. Zulke indrukwekkende werken moeten wel geschreven zijn door ‘een genie’. Enkelvoud. Tegelijkertijd kan iedereen die even oplet, direct merken dat in ieder geval de grootste toneelstukken het werk zijn van een commissie, waarbij verschillende leden, met verschillende historische en literaire expertises (en praktische vakkennis), aan de tekst hebben meegewerkt.
Voornaamste aanwijzingen: verscheidene stukken zijn véél te lang voor een normale uitvoering en de woordenschat van ‘Shakespeare’ overtreft vele malen de omvang van een menselijke woordenschat – zelfs die van een (één) geniaal auteur. Daar gaan we onmogelijke grenzen over. Shakespeare moet het werk van meerderen zijn.
Nu wordt er natuurlijk al heel lang gezegd dat die arme acteur wiens naam aan deze stukken verbonden is, met een erfenis van één bed, onmogelijk de geestelijk vader van dergelijke stukken kan zijn. Het probleem is dat men vervolgens op zoek gaat naar een (één) geniale vervanger, zoals Francis Bacon of Walter Raleigh. Juist doordat men één vervanger zoekt, zijn deze pogingen gedoemd te mislukken. Zoiets laat zich biografisch immers niet inpassen.