COLUMN - Op 17 juli kondigde de nationale ombudsman een nieuw onderzoek aan. Hij gaat onderzoeken in hoeverre de overheid het recht op demonstratie eerbiedigt. Aandacht voor politieke rechten is hoognodig: tot voor kort deden Nederlanders nog massaal mee aan vertrapping van die rechten.
Elke werkdag fiets ik over de Vrijheidslaan. Die laan heette tien jaar lang ‘Stalinlaan.’ In 1946, na de victorie van de geallieerden, kreeg Amsterdam een Victorieplein en werd elk van de drie lanen die op dat plein uitkomen vernoemd naar een geallieerd staatsman: Churchill, Roosevelt en Stalin. De Stalinlaan werd in 1956 hernoemd vanwege het bloedbad dat het Rode Leger aanrichtte in Boedapest.
Het weghalen van de Stalinlaan-naambordjes markeerde het begin van nog heviger uitsluiting van communisten in Nederland. De wijdverbreide sympathie voor communisten vanwege hun moedige verzet tegen de nazi’s was kort na de bevrijding omgeslagen in weerzin, en verviel nu tot walging. Zo viel extreemlinks, of althans het Nederlandse communisme, van zijn voetstuk – en eindigde als paria.
Het omgekeerde gebeurde met Hans Janmaat. Deze politicus, in de tachtiger en negentiger jaren steevast extreemrechts genoemd, begon als paria – en wordt nu door sommigen postuum op een voetstuk geplaatst. Janmaat stond jarenlang bekend als racist en als fascist. Nu zijn kritiek op het multiculturele ideaal mainstream is geworden lijkt hij, ondanks al zijn gebreken, opeens een visionair.