Ik vind het belangrijk om moreel te handelen. Ik probeer de keuzes die ik maak in mijn persoonlijke leven, waar het gaat om bijvoorbeeld kleding, eten, transport en energie te laten leiden door morele overwegingen: ik wil niet verantwoordelijk zijn voor het lijden van mensen en dieren, of voor de vervuiling van de Aarde.
Binnen de ethiek bestaan er twee grote scholen: de een legt de nadruk op het na leven van regels en de ander op het nastreven van geluk. Ik ben zeker georienteerd naar het eerste. Ik geloof dat moraliteit schuilt in een leven gebaseerd op principes. Deze traditie, waarvan Kant de belangrijkste exponent is, legt de nadruk op de vraag of de principes waar je je aan houdt universialiseerbare wetten zouden kunnen zijn: dat is als iedereen zo zou handelen, wat zou er dan gebeuren? Met name op groene thema’s is het duidelijk dat als alle mensen zich niet houden aan de regels die ik probeer na te leven (geen auto, geen vlees, groene energie, geen leer), het voortbestaan van de wereld zelf in groot gevaar is.
Hierin schuilt echter een probleem: voor zover er filosofische morele scholen bestaan, leggen deze allemaal een grote nadruk op universaliteit: iedereen moet je regels kunnen na leven of met je handelingen moet je het geluk van allen vergroten. Deze scholen hebben universele pretentie: ze zijn gebaseerd op het idee dat iedereen zich aan deze morele principes zou moeten houden. Dat is een probleem voor mijn politieke liberalisme. Mijn conceptie van rechtvaardigheid is gebaseerd op een notie van morele aporie: we weten niet wat het beste leven voor iedereen is, en daarom moet de overheid neutraal zijn ten opzichte van ideeeuml;n van het goede leven. Maar ik weet heel goed wat het beste is. Ik kies namelijk voor mijn eigen ethiek, niet omdat het nou zo goed past bij mijn voorkeuren, maar omdat dit regels zijn waar iedereen zich aan zou moeten kunnen houden. Ik vind het moreel onjuist om dieren te doden. En eigenlijk vind ik dat iedereen dat zou vinden.