Mensen met een verslaagd slaapritme hebben niet te weinig discipline, maar een genetisch veroorzaakte ziekte.
Het delayed sleep phase syndrome (DSPS), waarover ik al eens eerder blogde, houdt in dat je biologische klok enkele uren achterloopt bij die van andere mensen. Wie ermee kampt en bovendien (zoals de meeste Nederlanders) een kantoorbaan heeft, beweegt zich weinig alert door de ochtendspits, doet zijn werk minder efficiënt dan zijn collega’s, houdt zich op de been met sloten koffie, is ’s avonds ineens vol energie, valt pas om drie uur in slaap en wenst de wekker om zeven uur ’s morgens naar de hel.
Vier uur slaap per nacht is te weinig. Mensen met DSPS halen het meestal in de weekends in, maar vaak zijn ze zondagavond nog altijd niet uitgerust. Dat vergroot de kans op enkele ernstige en minder ernstige kwalen en kwaaltjes.
DSPS heeft een genetische oorzaak en kan niet worden genezen. Zelf slik ik melatonine, wat me lijkt te helpen om een maatschappelijk iets meer aanvaard slaapritme vol te houden. Een paar weken terug boekte ik een kleine triomf die ongetwijfeld op ieders lachspieren werkt maar die voor mij niettemin heel reëel was: afgelopen zaterdag ben ik erin geslaagd een afspraak die ik om elf uur in Utrecht had, na te komen zonder dat ik ter plekke zat te knikkebollen.
In de trein naar huis las ik het paginagrote artikel dat journaliste Niki Korteweg die dag in het Handelsblad publiceerde over de verbanden tussen slapeloosheid en bovengemelde reeks ernstige en minder ernstige kwalen en kwaaltjes. De onderzoekers Lucia Talamini (UvA) en Torbjörn Åkerstedt vertellen dat wie te weinig slaapt, een grotere kans op depressie heeft. Het gaat hier niet slechts om een statistische correlatie, maar om een steeds scherper begrip van de werking van het hersengebied dat amygdala heet.
Een voor mij (140 kilo) heel herkenbaar deel van Kortewegs artikel gaat over het verband tussen slaapgebrek en obesitas. Vermoedelijk is daarover ergens een congres geweest of is er een boek over verschenen, want niet alleen het Handelsblad maar ook SciencePalooza besteedde recent aandacht aan het verband tussen die twee. U leest het daar en ik beveel het u van harte aan.
Het is goed dat er onderzoek is en nog beter dat er aandacht aan wordt besteed. Het belangrijkste probleem rond DSPS is namelijk dat veel mensen het idee hebben dat het slechts een kwestie is van gebrek aan discipline. Mensen worden ’s morgens zo moeilijk wakker, is de gedachte, omdat ze ’s avonds zo laat naar bed gaan. Deze opvatting – die in ons calvinistische land overal is te horen – kan grote gevolgen hebben voor de betrokkenen. Ik heb ooit iemand ontmoet die als beleidsmedewerker niet aan de verwachtingen voldeed, was overgeplaatst naar het archief en van zichzelf was gaan geloven dat hij lui was, eigenlijk niets goed kon en asociaal was: voor zijn collega’s deed hij op het werk immers nooit iets met de inzet waarmee hij ’s avonds zijn eigen dingen kon doen. Het was voor hem een openbaring toen hij van een arts hoorde wat DSPS was en begreep dat hij zichzelf nodeloos veel verwijten had gemaakt.
Dat wil overigens niet zeggen dat mensen met DSPS hun eigen moeilijkheden nooit zelf vergroten. Ik ben lid geworden van een vennootschap en kan sindsdien mijn eigen werktijden indelen, zodat ik ’s avonds werk. Het zijn de enige uren waarop ik efficiënt werken kán, maar ik staar dus vaak naar het licht van een monitor, en dat houdt me natuurlijk wel wakker. Ik was dan ook blij toen ik, nadat ik vanmorgen een tweet aan het SciencePalooza-stuk had gewijd, van een aardige twitteraar de tip kreeg f.lux te installeren, een programma dat het licht van de monitor aanpast. Dank je wel!