De komende weken plaatst Sargasso de lezingenserie De Urgentie van Duurzaamheid van Studium Generale Utrecht. De bijdrage is geschreven door directeur Melanie Peters.
Dat zei prof. dr. Hans Schenk (Utrecht School of Economics) in de tweede lezing in de serie duurzaamheid als wereldbeeld over de crisis in de financiële wereld. De crisis is van menselijke makelij. We zullen ons dat aan moeten trekken en de financiele instituties andere opdrachten moeten meegeven met “the public good” en niet de prijs van het aandeel als toetssteen. Daarvoor moeten we eerst een mentale revolutie doormaken, want wij zijn het die met zijn allen beslissen over de regels van het spel.
Schenk laat de valkuilen zien van de economische wetenschap. Die heeft zich lang gespiegeld aan de natuurkunde. Maar de veronderstelling dat mensen en bedrijven rationeel handelen, onafhankelijk van elkaar, en dat zij hun gerechtvaardigd eigenbelang kennen, kloppen niet in de economische praktijk. Anders dan in de fysica gaan objecten relaties met elkaar aan, apen elkaar na en manipuleren zelf de (economische) wetten waaraan ze onderhevig zijn. Weldenkende economen, met enige kennis van psychologie en sociologie, hadden hiervoor kunnen waarschuwen. Toch blijft de opvatting van de ecomomie als een natuurwetenschap dominant en gaf basis aan de ideologie van mensen als Margareth Thatcher (“there is no such thing as society”). Alleen privaat eigendom werd gezien als iets waar mensen voor wilden zorgen, de rol van de overheid werd geminimaliseerd en allerlei wetgeving die schokeffecten in de markt kon dempen is afgeschaft. In plaats van reële waarde (maak ik een nuttig product, ben ik winstgevend of efficiënt, innoveer ik en zorg ik voor de ontwikkeling van mijn personeel), stond de op “reputatie” gebaseerde prijs van het aandeel centraal (is er veel geld in kas om een overname te plegen). De toezichthouders op de markt waren niet kritisch, ze stelden het aandeelhoudersbelang voorop in plaats van een definitie van publiek belang te hanteren zoals daarvoor.
Volgens Schenk, die het onderzoek van de Commissie de Wit leidde over de finaniële crisis, wordt er nog steeds te weinig urgentie gevoeld in de financiële wereld. In plaats van prikkels in te voeren (zoals een heffing op kapitaaltransacties – Tobin tax) die speculatie voorkomt, worden de verdampte miljarden, via belastingen terugbetaald door ons allemaal. Ook de deregulering gaat door en de discussie over wat nu het publiek belang is op de lange termijn wordt niet gevoerd. Hoopvol is daarentegen dat bedrijven inzien dat zij maatschappelijk verantwoord moeten ondernemen, al is het maar voor hun reputatie. Ook het feit dat de economie geen natuurwetten kent, geeft ons hoop. Dat betekent dat we met zijn allen deze wetten kunnen maken en vaststellen welke uitkomsten we dan ook willen van de markt.
Van Bavel presenteerde ons de geschiedenis als een laboratorium waarin je economische theorieën kunt toetsen. Zijn onderzoek gaat terug naar de middeleeuwen waarin markt en staat zijn ontstaan. Hij prikte de mythe door dat vooruitgang gecorreleerd is aan economische voorspoed zoals gemeten door het Bruto Nationaal Product. De laatste decennia was ook onder historici de dominantie theorie dat, hoe vrijer de markt, hoe zekerder het eigendom, hoe meer groei er zou zijn. Zo waren de ontwikkelingen in Noord-West Europa en zo zou de rest van de wereld zich ontwikkelen. In plaats van BNP gebruikt Van Bavel een definitie van welzijn als centrale indicator (die sterk correleert met iemands lengte en een historicus goed kan meten). Op basis van deze onderzoeken blijkt “achterlijk” Drente, waar geen markt was en nauwelijks overheid, het veel beter te doen dan het Westen van Nederland tijdens de industriële revolutie. De nadruk op technologie, markt en groei klopt dus niet. In tegendeel, het blijkt dat welzijn correleert met gelijkheid, gelijke verdeling en zeggenschap over de inrichting van de samenleving. Katrina was dus geen ecologische ramp; Er was geen gebrek aan techniek of welvaart. Het was een sociale ramp of beter gezegd een institutionele ramp, waarbij mensen hun lot niet in eigen hand konden nemen. De sleutel is volgens Van Bavel gelegen in balans; Macht en tegenmacht. Vakbonden, coöperaties, waterschappen en Drentse dorpen met hun gemene gronden zijn daarvan goede voorbeelden. Kijk de lezing terug.
De uitdaging is nu de ervaringen uit de geschiedenis te gebruiken bij het ontwerpen van instituties op wereldschaal. Daarover spreken volgende week prof. dr. Henk Kummeling (decaan Recht, UU) en prof. dr. Mark Bovens (Bestuurskunde). De noodzaak om input uit verschillende disciplines te combineren deed Van Bavel het initiatief nemen tot de oprichting van het Kenniscentrum voor Instituties van de Open Samenleving aan de Universiteit Utrecht waar ook Kummeling en Bovens aan verbonden zijn. Zij gaan op 22 februari verder met de vraag hoe een duurzame samenleving er uit kan zien. Ze zullen ingaan op de rol van de staat in een globaliserende wereld. Heeft de nationale overheid dan geen rol in duurzaamheid? Vraagtsukken op het gebied van financiële, ecologische en sociale duurzaamheid zijn zeer complex zijn. Hoe organiseer je zeggenschap op wereldniveau? En kan iedereen over deze ingewikkelde materie wel meepraten?