Het begon met een vroom gestelde tweet, waarin Geert Wilders zei dat hij het premierschap prijs gegeven had omdat hij daarvoor onvoldoende steun had gevonden bij zijn gesprekspartners in de kabinetsformatie van VVD, NSC en BBB. Maar de totstandkoming van een rechts kabinet was belangrijker dan zijn persoonlijke ambities, zo schreef hij. Zo wisten wij allemaal dat Geert Wilders, lijsttrekker van de grootste partij in de Tweede Kamer, geen minister-president zou worden.
Lang duurde deze sereniteit echter niet. Toen hij voor de tv werd geïnterviewd, meldde hij dat hij het gebrek aan steun voor zijn premierschap ‘unfair’ vond, ‘ondemocratisch’ en ‘staatsrechtelijk onjuist’. De leider van de grootste partij bij verkiezingen werd immers premier? Daarbij liet hij en passant weten (zonder namen te noemen) dat BBB zijn premierschap wel had willen aanvaarden, de VVD dat liever niet wilde maar er ook niet ‘dwars voor had willen gaan liggen’, maar dat NSC dat niet acceptabel had gevonden.
Allereerst maar even de onjuistheden in Wilders opmerkingen.
De grootste partij bij verkiezingen krijgt in Nederland lang niet steeds het premierschap. Zoals in 1977 kan een partij de grootste zijn maar toch in de oppositie terecht komen, zoals de PvdA met Joop den Uyl in dat jaar overkwam en in 1982 opnieuw. Voorts kan een partij de grootste zijn en ook het premierschap verwerven, maar dat hoeft niet de partijleider te zijn. Zo werd in 1959 de KVP de grootste, maar werd niet partijleider Carl Romme maar de van buiten komende Jan de Quay de premier.
Toen deze in 1963 niet meer wilde, werd niet Rommes opvolger Wim de Kort premier maar de fungerende KVP-minister van Landbouw, Victor Marijnen. Ten slotte kan een partij weliswaar de grootste zijn maar niettemin het premierschap (moeten) afstaan. Dat gebeurde in 1948, toen niet Romme maar Willem Drees (PvdA) minister-president werd. In 1971 werd geen KVP-er premier maar de leider van de ARP, Barend Biesheuvel.
Er is geen staatsrechtelijk voorschrift noch zelfs maar een conventie, dat de leider van de grootste partij in Nederland recht kan doen gelden op het minister-presidentschap. Evenals de portefeuilleverdeling in het kabinet is het premierschap product van het onderhandelingsproces dat tot een kabinet moet leiden. Dat hield Pieter Omtzigt bij deze formatie goed in de gaten. Beter in elk geval dan Wouter Bos in 2006, die het premierschap van Balkenende niet eens ter discussie stelde, hoewel dat toen heel goed had gekund.
Ondemocratisch is het dus ook niet: democratisch is de samenstelling van de Tweede Kamer na verkiezingen. De vorming van een kabinet is een daaruit voortkomend proces van onderhandelen tussen fracties die willen samenwerken en samen steun zoeken bij een meerderheid van de Kamer.
Vond Wilders het allemaal echt unfair? Wilde hij eigenlijk wel premier worden? Dat is nog maar de vraag. Hij wist immers heel goed, dat als hij naar het kabinet zou gaan hij alle controle over zijn onervaren fractie zou verliezen. Het ontbreken van een partijorganisatie met bijbehorende discipline zou hem zijn opgebroken. Wilders is een veel te intelligente parlementariër om dat niet te beseffen.
Natuurlijk zou het mooi voor hem zijn geweest premier te worden na de eclatante verkiezingszege, maar wel met verlies van essentiële politieke leiding. Dan was het mooier en vooral effectiever om te kunnen poseren, zoals het een goed populist betaamt als de ‘man van het volk’ die door ‘de bestaande elites’ in zijn aspiraties wordt gesaboteerd.
Geen premier worden mag eruit zien alsof Geert Wilders de grote ‘loser’ is van het formatiespel, maar het lijkt er meer op dat hij in dat spel kans gezien heeft de ‘loser’ te spelen. Hij blijft nu in de Kamer en wordt daar voor zijn partners gevaarlijker dan ooit.
Deze column van van Prof. Dr. Joop van den Berg verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut.
Reacties (12)
“Beter in elk geval dan Wouter Bos in 2006, die het premierschap van Balkenende niet eens ter discussie stelde, hoewel dat toen heel goed had gekund.”
Alles was mij al bekend, alleen deze zin fronste ikmijn wenkbrauwen. Bos had premier kunnen worden?
Uiteindelijk kwam er een Balkenende III (CDA/VVD) in 2006, maar in 2007 een Balkenende IV (CDA/PvdA/CU) ik denk dat de schrijver 2007 bedoelt.
De formatie begon in 2006 en eindigde in 2007.
Beter: de verkiezingen waren november 2006. Dus de eerste maand had Bos wat moeten doen.
Hoe had Bos premier kunnen worden? (Dat was eigenlijk dd vraag).
Als dit kabinet van de grond komt, wat ik nog steeds ernstig betwijfel, wil de grote geert natuurlijk in de kamer blijven zitten. Dan kan hij net als in 2010-2012 daar om heen blijven zoemen met zijn verketterende oneliners en slachtofferschap.
Jammer dat Timmermans, net als eerder Job Cohen, zich weer zo laat vernederen door Wilders.
Ik weet niet wat je precies bedoelt, maar ‘laat vernederen’ is denk ik niet het juiste woordkeuze. De grote geert zeikt iedereen af, dat is zijn modus operandi. ‘Laat’ suggereert dat er macht is over de vernederde die daarmee gedwongen wordt. Daar is geen sprake van, dan is de grote geert gewoon een kleine hufter die genegeerd wordt.
Ik hoop dat Pieter wacht op een blunder van Wilders op een standpunt wat staatsrechtelijk niet kan. O, wacht die standpunten zijn er al.
Ik zou verder buiten de doos willen denken: we hebben in Nederland, dankzij het feit dat het Parlement de uitvoerende macht installeert, wie daar ook de primus inter pares (de Premier) ook in is, in feite geen trias politica. Het Parlement (de wetgevende macht) bestaat doorgaans bij meerderheid uit dezelfde mensen die de uitvoerende macht (het Kabinet) bevolken, en die wordt daardoor eigenlijk nauwelijk gecontroleerd. Het Parlement heeft eigenlijk alleen maar de mogelijkheid om de uitvoerende macht weg te sturen, en daarmee ook zichzelf, wat leidt tot een verdere perverse prikkel om vooral niet te hard te controleren.
Ironisch genoeg is de Eerste Kamer een betere controleur van het Kabinet dan de tweede.
Nee, bewindslieden zitten bij ons juist niet in het parlement. Behalve tijdens een formatieperiode, wanneer sommige demissionaire bewindspersonen ook Kamerlid kunnen zijn. Er zijn landen waar het anders is en waar je parlementslid moet zijn om minister te kunnen worden. Het VK bijvoorbeeld en Duitsland (meen ik).
Ik denk dat het woord ‘slachtoffer’ hier meer op zijn plaats is dan ‘loser’. De ‘loser spelen’ is niet echt een veel voorkomende uitdrukking in het Engels, ‘playing the victim’ eerder. Daar komt nog bij dat ‘slachtoffer’ Nederlands is.
Kortom: Hou het gewoon bij het Nederlands als je die taal het beste spreekt en je een Nederlands stukje op een Nederlandse weblog schrijft.
Dan inhoudelijk:
Hij wist immers heel goed, dat als hij naar het kabinet zou gaan hij alle controle over zijn onervaren fractie zou verliezen. Het ontbreken van een partijorganisatie met bijbehorende discipline zou hem zijn opgebroken. Wilders is een veel te intelligente parlementariër om dat niet te beseffen.
Dit lijkt mij onzin. Niet alleen is de PVV fractie juist een van de meest ervaren fracties (7 van de 9 meest ervaren kamerleden zijn PVVers, zelfs zonder Wilders en Bosma dus nog 5 van de 7), ook hoeft hij ze naar goed fascistisch ideaal alleen maar te laten weten wat ze moeten stemmen. Het is niet zo dat hij dood is zoals Fortuyn, als premier kan hij nog makkelijk de lijnen uitzetten, en ze weten allemaal aan wie ze hun zetels te danken hebben.
Ik geloof er ook helemaal niets van dat hij geen premier zou willen worden, het zou juist zijn ultieme genoegdoening zijn na al die jaren in de marge. Ik zie zijn eerste reactie gewoon als een poging de staatsman te spelen en de tweede als meer in de buurt van zijn echte gevoelens.