Verdwijnt het Fries als universitaire studie in Groningen? Die indruk kon je gisterenavond makkelijk krijgen: allerlei media (van Elsevier tot Editie-NL) brachten het nieuws. Het klonk allemaal schokkend, een teken aan de wand waarin het eigen cultuurgoed over boord gegooid wordt: volgens het bericht zou de hoogleraar Fries, dr. Goffe Jensma, hebben gezegd dat de studie Fries tot nu toe altijd beschermd was omdat het ‘de tweede officiële rijkstaal’ zou zijn, maar was het nu met die bescherming gedaan. Met ingang van september gaat het Fries op in een brede studie Europese Talen en Culturen. Bovendien geldt voortaan de regel dat een opleiding alleen mag voortbestaan als er genoeg studenten zijn. Daarom zou het einde van de studie nabij zijn.
De lezer bleef na het lezen van dat overal weer herdrukte bericht met allerlei vragen zitten: hoezo was de studie Fries ooit ‘beschermd’? (Anders dan veel mensen denken bestaat er geen wet waarin wordt gezegd dat het Fries inderdaad een ‘officiële rijkstaal’ is, net zo min als dat ergens in de wet over het Nederlands gezegd wordt trouwens.) En hoezo geldt die bescherming dan nu ineens niet meer? En waarom komt Jensma daar nu ineens mee – al die dingen zijn toch allang bekend?
Nu blijk je ook iets te kunnen doen waar de gemiddelde journalist niet aan gedacht heeft: het aan de Friese hoogleraar zelf vragen. Ik mailde hem en kreeg binnen een uur antwoord. Het was nogal een uitgebreid antwoord, vandaar dat ik het even samenvat.
Eerst maar de vraag: waarom is dit nu zulk groot nieuws? Jensma: “Het persbericht waaruit het ANP (en daardoor een imposante hoeveelheid kranten – ik stond perplex) hebben geput, heb ik geschreven vanwege het afscheid van Oebele Vries, onze Oudfrisist. Volgende week vrijdag hebben we een symposium voor hem georganiseerd. Hij wordt niet opgevolgd. Oebele was de enige fulltime universitaire Oudfrisist ter wereld.” Het Oud-Fries is het Fries van voor 1575 en wordt allerwege beschouwd als de taal die het Oud-Engels het naastbijligt. Er zijn misschien geen duizenden Oud-frisisten op de wereld nodig, maar één persoon die deze taal bestudeert is misschien toch wel nuttig.
Dan die erkenning als officiële taal en de mededeling dat die nu ineens zou zijn opgeheven. Jensma legt uit dat die erkenning voortkomt uit een uitspraak van toenmalig minister van onderwijs Deetman die in 1986 verklaarde dat ‘studies waarvoor Nederland mondiaal een expliciete verantwoordelijkheid draagt’ expliciet ontzien moesten worden bij belastingen. Het Fries moest dus gegarandeerd worden omdat je dat alleen in Nederland kunt studeren. Volgens Jensma heeft die uitspraak daarna lang doorgewerkt in allerlei verdragen tussen de overheid en de universiteit in Groningen.
En daaraan komt nu een einde. De opleiding Fries gaat op in een opleiding Europese Talen en Culturen. Dat is op zich geen probleem, maar daarmee wordt ineens duidelijk dat Deetmans wijsheid niet meer geldt. Fries moet, net als alle andere talen, voldoende studenten trekken. Er wordt betaald per student die een vak volgt. Volgens Jensma blijft er daarom voortaan iets minder dan een halve arbeidsplaats beschikbaar voor onderwijs in het Fries (Jensma: “een onmogelijke opdracht“).
Het verdwijnen van het Fries uit de Nederlandse universiteit is daarom een direct gevolg van het beleid van staatssecretaris Halbe Zijlstra, die wil dat er alleen maar grote opleidingen zijn en dat kleintjes daarom administratief worden samengevoegd. Het vak Fries verliest daardoor de speciale status die het lange tijd had. Het kabinet Rutte kondigde, bij monde van toenmalig minister Donner, vorig jaar nog verstevigde aandacht voor het Fries aan. Dat is dus zoals gezegd helemaal niet de tweede landstaal, maar Nederlandse politici plegen er wel over te spreken als een onvervangbaar deel van het Nederlands erfgoed. “Als we niet oppassen zien we dan toch zo’n taal geleidelijk verdwijnen,” zei Donner toen hij zijn plannen presenteerde. “Dat zou zonde zijn en niet goed voor mensen die zijn opgegroeid met deze taal.”
Tja. Voor één docent extra is ondertussen geen geld.
Reacties (12)
“Bûter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin, is gjin oprjochte Fries”
Het Fries is geen Nederlands erfgoed, het is van de Friezen, wieberen met die Hollanders en Reserve-belgen/duitsers.
Laat de evolutie nou gewoon zijn werk doen, als het uitsterft (want rudimentair) laat het dan gewoon uitsterven.
Dwangmatig in stand houden heeft geen zin en al die nationalistische Friesies die over Duitsers beginnen te miepen…….Ga massaal Fries studeren met z’n allen en probeer er vervolgens lekker je brood mee te verdienen.
Proof us wrong en laat zien dat de studie relevant is en goede arbeidsperspectieven biedt.
Je Neef uut Holland
Met in stand houden heeft dit niets te maken, het gaat hier niet om een verkapte LOI cursus Fries, het gaat er om dat een groot taalgebied met de daarbijbehorende cultuur academisch bestudeerd dient te worden.
En die redenering is nou juist dood in pot voor de wetenschap. Wetenschap is plat gezegd proberen uit te vogelen hoe iets zit of zat. Daar zit zelden een direct commercieel oogmerk aan. Dat kan ook niet, want een commerciele markt vraagt direct toepasbare hapklare kennis. We hebben veel te danken aan onderzoek zonder direct commercieel toepasbaar nut. Op een universiteit hangt onderzoek en onderwijs samen. Met beperking van een dergelijk vakgebied wordt niet alleen opleiding maar ook onderzoek beperkt.
Of fries nuttig is om te behouden in het totale spectrum kan ik niet beoordelen, maar dat deze redenering veel te kort door de bocht is wel.
De discussies over het verdwijnen van taalstudies zijn niet nieuw. Dit keer is het Fries, twee maanden geleden Portugees. En steeds komt het argument dat het oneigenlijk zou zijn als er wordt afgerekend op studentenaantallen.
Maar je kunt toch ook niet willen dat een studierichting die weinig studenten trekt – met andere woorden: waarnaar niet zo heel veel maatschappelijke vraag is – alleen wordt voortgezet omdat ze er nu eenmaal al is? Ik erken de intrinsieke waarde van de studie, maar daaraan zijn op een gegeven moment wel grenzen; de Letterenfaculteiten kunnen niet eindeloos blijven vragen dat we belasting betalen voor een studie waar weinig belangstelling voor is.
Het is ook niet vreemd dat wetenschappen verdwijnen. Er zijn nu minder theologische studierichtingen dan vroeger.
Als Fries de enige leerstoel ter wereld is, dan moet ze blijven bestaan. Dat zal ik niet tegenspreken. Maar ik zie geen reden waarom we, in een Europa van kleinere afstanden, per se in Nederland elke “kleine taal” moeten hebben als een vak ook wordt aangeboden in pakweg Vlaanderen. Met iets meer coördinatie kan er internationaal zó worden geclusterd dat de studierichtingen geen te groot beroep doen op de belastingbetaler, die niet eindeloos kan worden gevraagd alles maar te blijven financieren.
Natuurlijk kan er niet eindeloos worden gefinancierd en je kunt overal over discussiëren, lijkt mij, ook over het nut van zo’n vakgroep Fries. Maar ik constateer dat in de loop van de afgelopen 25 jaar het argument is veranderd. Heden ten dage wordt zo’n vakgroep gedefinieerd als een leverancier van onderwijs; dat is ook de logica die jij volgt: als er te weinig studenten zijn, is dat een argument tegen de vakgroep. Maar zo’n vakgroep heeft ook een ander nut, namelijk het in stand houden van een bepaalde expertise in een land. Er zijn helemaal niet ieder jaar 100 afgestudeerde frisisten of portugesologen nodig, dus je WILT die studies niet eens groot maken. Maar als samenleving wil je misschien wel ergens iemand hebben zitten die de poorten naar die andere culturen openhoudt.
Volgens Jensma blijft er daarom voortaan iets minder dan een halve arbeidsplaats beschikbaar voor onderwijs in het Fries
Hier wordt voor bachelors gestreefd naar een student-staf ratio van 1 op 25. Als dat voor Fries ook zo is, hebben we het over 12 studenten Fries… Moet je daar inderdaad een hele docent voor aan het werk houden?
Natuurlijk moet dat, een taal die door 400.000 mensen gesproken wordt en de daarmee samenhangende cultuur verdienen op zijn minst een fulltime academicus die zich daarmee bezighoudt, en Nederland heeft hierin inderdaad een expliciete verantwoordelijkheid.
Met cultuurwetenschappen houden zich in Nederland tientallen academici bezig, dat lijkt me dus niet echt een argument. Het is een beetje aso om docenten voor een vak met een handjevol studenten per jaar in stand te houden, als je elders op docenten moet bezuinigen die veel grotere groepen studenten les moeten geven.
Er is hier en daar nog wel wat te beleven in het academische wereldje:
http://www.cramlap.org/LanguageProvision/Frisian/
Met de noot dat hier alleen “Frisian” staat, niet gespecifieerd of het Westlauwers Fries is (wat men in Fryslân spreekt), of Noord- of Oostfries (in het buitenlands wordt Westlauwers Fries Westfries genoemd, maar dat doen wij niet wegens verwarring met West-Fries, het dialect van het Hollands dat in delen van Noord-Holland wordt gesproken).
het probleem zit hem er in dat universiteiten hun onderzoek (van vaste staf) financieren uit inkomsten uit hun onderwijs (waar de vaste staf de helft van de tijd aan besteed).
M.a.w.: als een vak/studie te weinig studenten trekt, kan zonder verandering van de finaciele constructies, ook het daaraan gerelateerde onderzoek niet overeind gehouden worden.
Dan zou een universiteit net zo goed kunnen besluiten te staken met onderzoek naar de franse taal, aangezien daar wereldwijd tal van universiteiten/ mederwerkers van universiteiten onderzoek naar doen, en de opbrengsten van de studenten franse taal alloceren aan onderzoek naar friese taal en cultuur. In bedrijfsleve heel gebruikelijk (en politiek ook, denk aan kwartje van kok) dat de opbrengsten ingezet worden voor investeringen/ kosten elders. Of is de universiteit te verzuild voor dergelijke besluiten?