Wederom een gastbijdrage van Martin Broek. Het stuk is ook op zijn site te lezen.
“Elk wapen gemaakt, elk oorlogsschip dat van stapel liep, elke afgevuurde raket betekent uiteindelijk diefstal van hen die hongeren en zonder voedsel zitten en van hen die kou lijden en geen kleren hebben. Deze wereld van de wapens geeft niet alleen geld uit. Ze besteed ook het zweet van de arbeiders, het genie van wetenschappers en de hoop van de kinderen. Hoe dan ook, dit is geen manier van leven.” Dit zei de Amerikaanse president Eisenhower in 1953.
Het zijn woorden van de president die acht jaar later ook het Militair Industrieel Complex als grootste bedreiging van zijn tijd zou benoemen. De afgelopen weken werd duidelijk dat die woorden nog maar weinig praktische waarde hebben. De regering Obama stelde 11 februari voor Caïro weer een miljard euro militaire steun te geven. Opstand of geen opstand. Het militaire regime had zonder veel problemen zijn oude man terzijde geschoven en de greep op de samenleving – en economie – behouden. Goede vrienden die het goed doen geef je cadeaus.
Ook in Nederland worden veel mooie woorden gesproken als het om wapens gaat. Woorden die werden vastgelegd in wapenexportbeleid dat zegt rekening te houden met spanningen, mensenrechten en ontwikkeling. Wijlen Hans van Mierlo prikte hier in 1996 als minister van Buitenlandse Zaken prachtig doorheen. Woorden die ook een citaat waard zijn: “Het in absolute zin toepassen van de criteria [voor wapenexport] zou betekenen dat de Nederlandse defensie-industrie geen exportmogelijkheden meer heeft, terwijl de binnenlandse markt te klein is (…) Dan zou de Kamer moeten besluiten de defensie-industrie in Nederland te verbieden.”