De eerste jaardag na de drievoudige catastrofe is voorbij. Een verademing. De zielen van de doden zijn nu immers volgens boeddhistische traditie te ruste gelegd. Zo geschiedde in Japan voor de bijna 20.000 mensen die in de aardbeving en de tsunami van 11 maart een jaar geleden omkwamen. Waardig, bescheiden, respectvol, gedempt en vaak privé gebeurde dat in het rampgebied. Met concerten en kleinere demonstraties op weer andere plaatsen.
Om 14.46 uur, het precieze tijdstip van de aardbeving, was een minuut stilte in het land gepland. Aangevoerd door de keizer vanuit het Nationale Theater in Tokyo en live op tv. Ik neem aan dat veel mensen thuis mee hebben gedaan. Ik neem ook aan dat langs de hele noordoostelijke kust van Japan de bewoners eerbiedig hun ogen sloten en de handen vouwden. Maar daar waar ik was, in een commercieel hart van Tokyo op een groot kruispunt met veel reclameschermen, luidsprekers en vooral mensen, daar zag ik slechts vier jonge schoolmeisjes die de handen bij elkaar brachten en het hoofd bogen. De honderden anderen in mijn blikveld, de taxi's en bussen, de tetterende reclameboodschappen, ze leefden zonder onderbreking verder. 311 (san-ichi-ichi) staat voor altijd in Japans geschiedenis gegrift, ook al is het voor minstens een half miljoen Japanners nog een moeilijk te dragen heden. Japan tikt echter zonder adempauze verder. Is het net als voor de ramp, of is het met nieuwe inzichten? Dat is na dit harde eerste jaar absoluut niet in te schatten. Politiek, economie, energievoorziening ... ze wankelen op het scherpst van de schede.
De drievoudige catastrofe in een paar cijfers: