Ze was decennialang de onbetwiste ‘grande dame’ van de Amerikaanse politieke journalistiek. Helen Thomas, inmiddels negentig jaar oud, liep al vijftig jaar mee in Washington. Ze mocht zitten op de voorste stoel in de persfoyer van het Witte Huis en legde Amerikaanse presidenten regelmatig met lastige vragen het vuur aan de schenen. Wat had ze immers te verliezen?
Meer dan je zou denken, zo bleek onlangs. Een pittige uitspraak in het voorbijgaan, gefilmd op een mobieltje, maakte afgelopen zomer een einde aan Thomas’ lange carrière als politiek verslaggeefster. Inmiddels heeft het beroepsgilde van Amerikaanse journalisten zelfs de stekker uit de ‘Helen Thomas Award’ getrokken, een oeuvreprijs voor journalistieke veteranen zoals zijzelf. Helen Thomas is in de kringen die er toe doen in rap tempo een besmet individu aan het worden: een sociale leproos.
Nu moet gezegd worden: mevrouw maakt het er zelf ook wel een beetje naar.
Het begon allemaal met een vriendelijk gesprekje van twee minuten in het park voor het Witte Huis, waar rabbijn David Nesenoff de correspondente tegen het lijf liep en zijn twee zonen aan haar voorstelde. Beiden wilden journalistiek gaan studeren. Of zij nog tips voor hen had. Thomas reageerde enthousiast: “Beslist doen. Daar word je absoluut gelukkig van. Je kunt de mensen informeren en je blijft altijd bijleren.”