RECENSIE - Hans Wansink opent zijn boek De populistische revolutie met een bekentenis:
‘In mijn proefschrift De erfenis van Pim Fortuyn (2004) heb ik het populisme nog als een tijdelijke ontregeling van het politieke bedrijf getypeerd (…) Anno 2017 is duidelijk geworden dat het populisme veel duurzamer is dan de meeste waarnemers voor mogelijk hadden gehouden. Dat vraagt om nieuw onderzoek naar de bronnen (…) de vraag die zich opdringt is: is het populisme ‘het nieuwe normaal?’
Het zij hem vergeven. Vrijwel iedereen beschouwde de opkomst van Pim Fortuyn als een teken van ziekte van het politieke systeem. Hier werd een brede maatschappelijk onvrede vakkundig uitgebuit door een sluwe, charismatische raddraaier. Die beweging was ongetwijfeld een tijdelijk verschijnsel.
Tegen de tijd dat Wansink promoveerde, was Fortuyn al dood en was zijn LPF een zieltogende club. Alleen, de onvrede die Pim een stem had gegeven, die was niet verdwenen. Vijf jaar later was het Geert Wilders die op dezelfde akker oogstte. Het populisme bleek een blijvertje.
Merkwaardige mix
De voedingsbodem, zo ontdekte ook Wansink (p.9), ‘is te vruchtbaar’. En hij somt vervolgens een aantal hardnekkige vraagstukken op (integratie, de radicale islam, de recessie, de Europese integratie, stijgende sociale ongelijkheid) die zich in zijn ogen ‘duurzaam lenen voor politisering en agitatie’. Hij concludeert dat ‘onder de oppervlakte van populistische bewegingen met een korte levenscyclus zich een historische ontwikkeling afspeelt van een veel langere adem.’ En die dynamiek wil hij beschrijven met ‘een mix van analyses en beschrijvingen’.