Over de rug van onze militairen
De Nederlandse exit uit Uruzgan is een moeizame vertoning. Echter wat betreft de exitstrategie van de PvdA uit het Kabinet, lijkt deze partij snel haar berekeningen te hebben gemaakt. De PvdA tracht een breuk te forceren, maar natuurlijk wel zodanig dat de CDA daarbij averij oploopt; vaak geldt namelijk ‘de breker betaalt’. De PvdA grijpt deze verlengingsdiscussie aan om te laten zien een krachtige en integere partij te zijn, daarmee hoopt de PvdA opgelopen imagoschade in een keer van zich af te schudden. Wat deze PvdA-calculaties ongetwijfeld ook beïnvloedt is de schade die Balkenende heeft opgelopen door het Irak-rapport en zijn onhandige en stuntelige gemanoeuvreer dat daarop volgde, en de berekening van de PvdA dat de regeerperiode de eigen electorale kansen verder negatief beïnvloedt.
Triest is dat het al lang niet meer over de inhoud gaat, zoals over onze veiligheid, de behartiging van Nederlandse belangen, de bevordering van de internationale rechtsorde en internationale solidariteit. En het belangrijkste heb ik nog niet genoemd: de inzet – met alle risico’s van dien – van Nederlandse militairen.
Bos verklaarde gisteren tijdens een PvdA-bijeenkomst in Utrecht dat Uruzgan vrijdag van tafel moet, maar dat inzet van militairen, F-16’s en trainers elders in Afghanistan wel degelijk bespreekbaar is. Punt is echter – maar voor de PvdA klaarblijkelijk van geen belang – dat Nederlandse militairen vertrouwd zijn met Uruzgan en haar de bevolking, daar diverse opbouwprojecten uitvoert, en dat daardoor inzet in Uruzgan ook meer veiligheid voor de eigen militairen betekent. Als militairen worden ingezet, doe het dan in Uruzgan. De Pvda laat zich weer van haar machtspolitieke kant gelden, en daarbij lijkt geen prijs te hoog.









