Waarom de overheid haar angst voor leiderschap moet overwinnen
Nederland is een feminiene samenleving die cultureel gedomineerd wordt door een gelijkheidsdogma. Iedereen moet gelijk zijn. Vooral de Nederlandse (semi-)overheid klampt zich met beide armen aan het beginsel van gelijkheid vast. Daarom wordt er binnen de publieke sector meer gemanaged dan geleid. Dat werkt uitstekend zolang de zaken op rolletjes lopen. Zodra er echter ingrijpende veranderingen moeten worden doorgevoerd, wreekt zich het gebrek aan leiderschap. En dat gebrek kost geld. Belastinggeld, stelt bestuurskundige Basile Lemaire.
In Nederland wordt ons van jongs af aan geleerd dat iedereen gelijk moet zijn. Zo hoort het. Dit gelijkheidsdenken lijkt op het eerste gezicht een nobel uitgangspunt. Wat het echter ook doet, is het bestraffen van prestatie. Onze hang naar gelijkheid is verworden tot een afkeer van succes en winnaars. Denk bijvoorbeeld aan de ophef naar aanleiding van het “enorme ego” van Ivo Niehe toen hij op 3 oktober in Pauw en Witteman vol passie vertelde over zijn succes in Parijs. Bijna heel Nederland viel over hem heen. Dat kon natuurlijk echt niet! In Pauw en Wittemans uitzending van 9 november kon Niehe gelukkig om vergeving vragen voor zijn “buitenproportionele reactie”.
Een feminiene samenleving
Geert Hofstede, emeritus professor van de Universiteit Maastricht, heeft een model ontwikkeld met een aantal dimensies waarlangs cultuur te meten is. Nederland scoort op twee dimensies bijzonder laag: op de dimensies “machtsafstand” (power distance) en “masculiniteit”. Voor de leesbaarheid van dit stuk voeg ik die twee even samen onder de noemer masculiniteit, in aanmerking nemend dat macht veelal ook de associatie oproept met het mannelijke. Nederland behoort, samen met de Scandinavische landen, tot de meest feminiene samenlevingen ter wereld. (De term feminien duidt in dit verband niet op geslacht of geaardheid.)