Marlies Brenters

4 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Waarom Tulleken, Koelewijn en Vandermeersch in de fout gingen

De NRC hield zich niet aan het principe van hoor en wederhoor en aan de gouden journalistieke regel ‘één bron is geen bron’ in haar berichtgeving over het skiongeluk van prins Friso. Dat zijn de voornaamste conclusies van Thom Meens die in opdracht van de krant onderzocht wat er misging in de verslaggeving. Hoe opmerkelijk is het dat een krant als NRC die staat voor betrouwbare, zorgvuldige journalistiek zich niet hield aan haar eigen regels en met een verhaal kwam dat in de tabloids niet zou misstaan? Het is opmerkelijk maar wel verklaarbaar als je vanuit psychologische invalshoek analyseert waarom neurochirurg Kees Tulleken, zijn vrouw NRC-verslaggever Jannetje Koelewijn en hoofdredacteur Peter Vandermeersch in de fout gingen.

Tulleken nam zelf het initiatief om zich te melden bij de kliniek waar prins Friso was opgenomen en zijn diensten aan te bieden. Je kunt dit beschouwen als een onbaatzuchtig gebaar, maar het is wel een gebaar van een zelfverzekerde man die er van overtuigd is dat zijn expertise iets toe kan voegen aan de kennis van de lokale, gekwalificeerde neurochirurgen die dagelijks met lawineongevallen te maken hebben. Tulleken noemt zichzelf een pathologische optimist. Het siert hem dat hij van zichzelf weet dat hij geneigd is te kijken naar wat mogelijk en niet naar wat onmogelijk is, maar het is jammer dat hij die kennis niet heeft gebruikt om zichzelf in toom te houden. Hierdoor bracht hij alleen het positieve nieuws –het is geen schedelbasisfractuur- naar buiten en hield hij het negatieve nieuws –er werd heel lang geanimeerd- achter. IJdelheid is echter een slechte raadgever. Die benam Tulleken het zicht op wat hij als arts had moeten doen. Met al zijn goede bedoelingen werd hij een leverancier van valse hoop.

Foto: copyright ok. Gecheckt 25-09-2022

Niet rijk maar gelukkig

Geld maakt niet gelukkig, aldus een tegeltjeswijsheid. Maar is dat waar? Deze uitspraak lijkt inderdaad op te gaan voor degenen onder ons die voor zichzelf werken.

Volgens onderzoek van ZZP-Nederland, de belangenvereniging van zzp’ers, maakt 43% van hun leden maandelijks minder dan € 1500,- netto winst. Maar 20% van de zelfstandigen verdient meer dan € 3000,- per maand. 48% van de ondervraagde zzp’ers werkt meer dan 40 uur per week aan hun eigen bedrijf. Bijna de helft heeft niets heeft geregeld voor hun pensioen. En men denkt langer te moeten doorwerken dan mensen in loondienst. Kortom, het beeld dat oprijst is dat van hardwerkende éénpitters die weinig verdienen, lange dagen maken en moeten kunnen omgaan met onzekerheid en een wisselend inkomen.

Desondanks zijn de meeste zzp’ers positief over hun zelfstandige arbeidspositie. Slechts 1 op de 8 zou kiezen voor een vast dienstverband als dat mogelijk zou zijn. Dat blijkt uit een onderzoek onder 2200 zzp’ers dat in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd. Dit is des te opmerkelijker omdat velen van hen in eerste instantie niet uit vrije wil ervoor kiezen om voor zichzelf te gaan werken maar daartoe worden gedwongen door omstandigheden. Vaak is dat ontslag en het niet meer aan een baan kunnen komen. Dat desalniettemin 87,5% van de zzp’ers tevreden is met hun werkend bestaan, is in dit licht een hoog percentage.

Het is een percentage dat heel gunstig afsteekt tegen de arbeidstevredenheid van mensen in loondienst. Door de tijd heen en onafhankelijk van de conjunctuur blijkt telkens weer uit onderzoek dat ongeveer de helft van de werknemers ontevreden is. Zo’n 30% werkt met tegenzin en zo’n 20% is diep ongelukkig in hun baan. En dat terwijl werknemers geen onzekerheid kennen over hun inkomen, meer afgebakende werktijden hebben en gemiddeld meer verdienen dan zzp’ers.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Authentiek is niet wat het lijkt

Het A-woord zoemt weer rond. Het komt naar voren als eis aan de nieuwe PvdA-partijleider en als verklarende factor van de snelle opkomst van Pim Fortuyn en het succes van Rutte als premier. Deskundigen wijzen naar ‘authenticiteit’ als de belangrijkste eigenschap die een leider in de politiek dezer dagen moet bezitten. Want als je niet authentiek bent, kun je geen kiezers aan je binden, is de communis opinio. Maar wat authentiek lijkt, is dat niet per se.

Wat wordt bedoeld met ‘authentiek’? Wouter Bos zei in een retrospectief op het fenomeen Fortuyn dat zijn belangrijkste les was geweest dat je als politiek leider iets van jezelf moet laten zien, want kiezers willen weten hoe je als mens in elkaar zit. Fortuyn had dat goed begrepen en sindsdien is de politiek niet meer hetzelfde, aldus Bos. In een recent tv-profiel over Rutte, werd de verklaring voor zijn succes ook vooral toegeschreven aan zijn authenticiteit. De definitie van het begrip ‘authentiek’ verschilt, maar men lijkt het er over eens dat het gaat om talenten en karaktereigenschappen die iemand van nature heeft.

Authentiek betekent echt. Maar wat is echt? Echt bestaat niet volgens de psycholoog Jung. Vanaf onze vroegste jeugd worden we op allerlei manieren geconditioneerd om ons met anderen te kunnen verstaan. Dat begint al in het gezin, later op school, vervolgens in ons werk etc. We ontwikkelen wat hij noemde een ‘persona’, een soort rol, afhankelijk van waar en met wie we zijn, waardoor ons gemakkelijk in een situatie kunnen handhaven. Gelukkig maar zei Jung, want anders was het voor ons onmogelijk om met elkaar samen te zijn en samen te werken. Om in de politiek te functioneren moet je de mores omarmen die daar gelden en de rol van politicus spelen. Dat is geen verraad aan jezelf maar een voorwaarde. Dat de situatie waarin je je bevindt, invloed heeft op je gedrag is niets nieuws. We weten allemaal dat een pianospelende Rutte thuis niet dezelfde is als premier Rutte. Daar kijkt niemand van op. Hij heeft pas een probleem als kiezers Rutte de pianist en Rutte de premier als onverenigbaar met elkaar gaan zien.

Foto: copyright ok. Gecheckt 25-10-2022

Wat is een goede partijleider?

Wie moet de nieuwe leider van de PvdA worden? Bij dit besluit zouden de leden zich moeten laten leiden door drie overwegingen.

Allereerst moet een politiek leider een man/vrouw met een missie zijn. Hij moet gekozen hebben voor een politieke loopbaan omdat hij vindt dat er veel mis is en het (radicaal) anders moet. En daarbij gedrevenheid en urgentie aan de dag leggen. De politiek is geen baan, maar een instrument om de samenleving te veranderen. Als je als politiek leider geen eigen “verhaal” hebt maar vooral leunt op wat anderen aan ideeën aandragen, moet je geen leiding willen geven aan een politieke partij. Waar je als partij voor staat is altijd het resultaat van collectieve gedachtevorming. Maar als partijleider moet je gezag afdwingen omdat jouw  visie op de samenleving inspirerender en overtuigender is dan die van anderen. Als dat niet het geval is, kun je nooit geloofwaardig zijn. Niet binnen je fractie en niet daarbuiten. De intellectueel Den Uyl had autoriteit omdat hij ergens voor stond en de volkse Jan Schaefer op een andere manier maar om dezelfde reden, ook. Cohen had die niet omdat hij bevlogenheid miste.

Daarnaast moet je een politicus zijn. In die rol moet je er niet voor terugdeinzen om over te gaan tot immoreel gedrag  zoals manipulatie en wat kleine en grotere leugens als je daarmee macht behoudt of verwerft, aldus Macchiavelli, de man die als geen ander begreep hoe politiek werkt.  Het is een misplaatst idee dat je vooral authentiek moet zijn. Cohen was er trots op dat hij zichzelf bleef in de politiek en zich niet liet leiden door scoringsdrift en zich niet bezig hield met wheeling and dealing. Hij was authentiek maar tegelijkertijd ineffectief. Als je de politieke arena betreedt moet je bereid zijn om het spel te spelen volgens de regels die daar gelden. Cohen maakte vooral de indruk dat hij niet wist hoe hij in het Haagse theater moest acteren en als hij het al wist, dat niet wilde. Je moet de rol van politicus ook met verve willen spelen zonder jezelf erin te verliezen. Wiegel is daar een goed voorbeeld van. Hij straalde uit dat hij het politieke spel leuk vond maar kon het ook relativeren. Agnes Kant daarentegen kon dat niet en ging aan haar idealisme ten onder. Wie niet bereid is om het spel om de macht te spelen om politieke idealen te realiseren (wat iets anders is dan macht gebruiken om er zelf beter van te worden) en er geen lol in heeft, heeft niets te zoeken in de politiek en kan zeker geen partij aanvoeren.