Onze democratie noemt men wel een representatieve, of indirecte democratie. Onze regering legt wetsvoorstellen niet direct aan de bevolking voor, maar aan de Tweede Kamer die ons representeert. Geen directe, maar indirecte democratie. Of eigenlijk toch niet, want er zit nog een laagje tussen. Een laagje dat nog meer afstand schept tussen de kiezer en dat wetsvoorstel: de politieke partij. Daarover dit tweede deel in de serie politiek zonder partijen.
Politieke partijen bepalen wie er op de kieslijsten komen en spelen dus een centrale rol bij de vraag wie het woord voert in de Tweede Kamer. Partijen zetten vacatures uit, stellen profielen op, selecteren de mensen en bepalen de lijstvolgorde.
Dat ook de politieke partij nog een rol speelt in de overdracht van de ‘wil van het volk’ betekent dat we eigenlijk over een indirecte indirecte democratie moeten spreken. Het betekent ook dat we de Tweede Kamer beter een partijvertegenwoordiging kunnen hebben. Kamerleden zitten daar namens hun partij. Het is geen volksvertegenwoordiging.
Pieter Omtzigt
Toch kun je best betogen dat zich onder die partijvertegenwoordigers, kamerleden bevinden die ook volksvertegenwoordiger zijn. Het klassieke hedendaagse voorbeeld is Pieter Omtzigt. Hij kwam in 2003 de Tweede Kamer binnen als partijvertegenwoordiger op nummer 51 op de lijst. Met een schamele 1010 stemmen. Hij kroop omhoog op de lijst, naar 37 in 2006, naar 29 in 2010. En toen vond de partij het genoeg.
In 2012 keerde hij niet terug op de lijst. Althans daar leek het op, totdat de Twentse lobby zich roerde. Hij kreeg alsnog plek 39, waarna zijn eigen achterban hem met 36.750 voorkeurstemmen de Kamer in stemde. Want blijkbaar had hij ondertussen een eigen achterban. In 2017 kreeg hij 97.638 stemmen op plek 4, goed voor meer dan een zetel.
Met voorkeurstemmen de Kamer in
Die voorkeurstemmen zijn een interessant fenomeen. Politieke partijen hebben zichzelf het recht toebedeeld te bepalen wie er op de kieslijst staat en in welke volgorde. En dat betekent dat ze bepalen wie er in de Tweede Kamer terechtkomt. Maar slechts tot op zekere hoogte. Want ze erkennen dat er een moment is, waarop het blijven vasthouden aan de partijvoorkeur niet meer uit te leggen is.
Dus toen Omtzigt in 2012 door zijn voorkeurstemmen 36 plaatsen steeg naar nummer 3, erkende het partijpolitieke systeem, ok, we hebben hier met een volksvertegenwoordiger te maken. Deze man staat niet louter als partijvertegenwoordiger op de kieslijst, er zijn veel mensen die ook echt op hem stemmen. We kunnen niet om hem heen. Zodoende kwam hij in de Kamer.
Het moment dat het partijpolitieke systeem voorrang verleent aan een daadwerkelijke volksvertegenwoordiger is formeel vastgelegd. Daar is 25% van de kiesdeler voor nodig. Dat staat in 2017 gelijk aan (70.107 / 4 = ) 17.527 stemmen. 46 kandidaat kamerleden voldoen aan dit criterium en krijgen samen 9,3 miljoen, oftewel 89,2 procent van de geldig uitgebrachte stemmen.
Overweldigende meerderheid partijvertegenwoordigers
Dat wil niet zeggen dat ze allemaal als volksvertegenwoordiger aan de slag gingen. 5 van hen gaan het kabinet in. En 3 van hen voerde een partij aan die de kiesdrempel niet haalde en kwamen dus niet in de Tweede Kamer. Jan Roos (VNL), Ancilla van der Leest (Piratenpartij) en Sylvana Simons (Artikel 1).
Laten we uitgaan van het criterium dat door politieke partijen zelf is vastgelegd. Dan kunnen we zeggen dat de in 2017 nieuw aantredende Tweede Kamer 38 leden telt die zich volksvertegenwoordiger mogen noemen. Ongeveer 25 procent. Een overweldigende meerderheid van 112 Kamerleden, 75 procent, komt in de Tweede Kamer omdat ze door de partij op de lijst is gezet. Op de slippen van de lijsttrekkers. Geen eigen achterban geen probleem
Die 38 met voorkeursstemmen gekozen Kamerleden vertegenwoordigen 7,2 miljoen stemmen. 68,7 procent van de geldig uitgebrachte stemmen. Van die 38 verdwijnen er in de erop volgende jaren 12 uit de kamer. De nu nog 26 overgebleven volksvertegenwoordigers, 17 procent van alle Kamerleden, vertegenwoordigen nog 3,9 miljoen stemmen. 37,3 procent van de geldig uitgebrachte stemmen. 5,4 miljoen stemmers worden op dit moment dus niet meer in de Kamer vertegenwoordigd door de volksvertegenwoordiger op wie ze gestemd hebben.
De huidige VVD fractie
Gebrek aan eigen achterban geldt zeker voor de VVD fractie. Van de 33 zetels die de VVD wint worden er maar 4 met voorkeursstemmen binnengehaald, zo’n 12 procent. Dat is op de PVV na (10 procent) het minst. De meeste stemmen gaan naar Mark Rutte. En dat lijkt me niet louter te verklaren uit het feit dat hij premier is. Want ook stemmen op iemand anders op de lijst levert Rutte zetels op. Maar dat doe je alleen als er mensen op de lijst staan waarvan je op z’n minst gehoord hebt en liever ook de verdiensten van kent. Daar zijn er blijkbaar niet veel van.
Met de huidige gehavende fractie is het wat betreft eigen achterban helemaal armoedig. Dat heeft ook te maken met een groot verloop. Van de 33 kandidaat kamerleden die de verkiezingen wonnen zitten er 15 niet meer in de huidige fractie (waarvan er één z’n zetel meenam). De overgebleven 32 fractieleden vertegenwoordigen bij elkaar slechts 3,31 zetels aan stemmen. Waarvan er ook nog twee door Dijkhof zijn binnengehaald. De overige 31 Kamerleden staan voor het equivalent van 1,23 zetel (of zetels als je dit meervoud wilt noemen).
3 Kamerleden behoren tot de buitencategorie. Die hebben zo weinig stemmen gekregen, minder dan 500, dat ze hun eigen kiezers persoonlijk zouden kunnen bedanken voor hun stem. Dat zijn Daniel Koerhuis (441 stemmen), Tobias van Gent (388 stemmen) en Jeroen van Wijngaarden (336 stemmen). Partijvertegenwoordigers die de blauwe stoeltjes warm mogen houden.
Verbeteringen
Op de lijst van 46 mensen die in 2017 genoeg voorkeurstemmen haalt, staat Jan Roos op 31, Ancilla van der Leest op 32 en Sylvana Simons op 34. Daarmee hebben ze een grotere eigen achterban dan Halbe Zijlstra, Lilianne Ploemen en Esther Ouwehand, om er een paar te noemen. Maar te klein om in de Kamer te komen en dat heeft iets kroms. Maar zonder grote wijzigingen aan ons kiesstelsel is dat moeilijk te veranderen.
Wel kan een eenvoudige verandering meer recht doen aan de daadwerkelijk op iemand uitgebrachte stemmen. Voorkeurstemmen zijn nu alleen van belang op het moment dat iemand meer stemmen krijgt dan een kwart van de kiesdeler. Waarom zou je die drempel niet loslaten en de lijstvolgorde volledig door de kiezer laten bepalen? Dan maakt het niet uit hoe hoog iemand op de lijst staat. Zolang diegene maar mensen weet te overtuigen op hem of haar te stemmen. Dat maakt bij aspirant kamerleden misschien ook het besef wakker dat je in de kamer zit om mensen te vertegenwoordigen. De kiezer bepaalt dan wie van de lijst de kamer in komt. En dat is best wel democratisch. De lat was dan te hoog geweest voor de 3 toppers van de VVD.
Het is een eenvoudige verandering die weinig kans van slagen heeft. De reden: partijpolitiek. Op dit moment hebben partijen de macht om zelf te bepalen wat de lijstvolgorde is en dus wie er op de slippen van de lijsttrekker de kamer in komt. Die macht moeten ze dan inleveren. En de enige mensen die daarvoor kunnen zorgen zijn de zittende Kamerleden, die zelf dankzij die partijen op die plek terecht zijn gekomen.
Belangrijker dan partijdemocratie: de echte democratie
Er wordt weleens beweerd dat het van groot belang is dat politieke partijen democratisch georganiseerd zijn. Dat kan wel zo zijn, maar belangrijker dan hun interne democratie, is de democratie waar iedereen aan deelneemt. Die kunnen ze nog wel een beetje serieuzer nemen.
NB. De gebruikte informatie is voornamelijk afkomstig van de Kiesraad. De overzichten zijn met zorg samengesteld maar niet noodzakelijk foutloos.