van Rozemarijn van Dijk, eerder verschenen bij Stuk Rood Vlees.
We gaan een periode tegemoet van vele verkiezingen: de Provinciale Staten, Waterschappen, het kiescollege, de eilandsraadsverkiezingen en uiteindelijk ook die van de Eerste Kamer. Partijen zijn dus druk bezig (geweest) met het opstellen van kandidatenlijsten. Hoe kandidatenlijsten precies tot stand komen, is voor velen niet altijd gemakkelijk te doorzien. Het kandidatenselectieproces wordt niet voor niets door politicologen de ‘secret garden’ van de politiek genoemd. Doordat partijen er lange tijd niet open over waren, was er ook niet veel bekend over kandidaatselectie. Gelukkig is daar de afgelopen jaren verandering in gekomen.
In de aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen in 2021 heb ik onderzoek gedaan naar hoe de kandidatenlijsten werden samengesteld. In onderzoek naar dit soort processen is het belangrijk om formele regels en procedures in kaart te brengen. Om in de metafoor van de ‘secret garden’ te blijven, door formele regels te bestuderen krijg je een goed gestileerde plattegrond van een tuin. Maar een echte tuin ziet er doorgaans vaak wat anders uit dan de gestileerde plattegrond die er aan ten grondslag ligt. Om een echt goed beeld te krijgen van die tuin, moet je er eigenlijk in gaan staan. Door verschillende leden van selectiecommissies en een aantal partijvoorzitters van 9 politieke partijen [1] te interviewen, heb ik geprobeerd daadwerkelijk in die tuin te staan en een beter beeld te krijgen van het kandidaatselectieproces.
De kern van het onderzoek ging niet alleen over hoe het proces precies werkt, maar vooral of dat voor mannen en vrouwen hetzelfde is. We zien immers dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen al start op de kandidatenlijsten. Om te onderzoeken of de regels verschillend werken voor mannen en vrouwen, moet je een onderscheid maken tussen twee soorten regels: (1) regels en normen die gaan over gender – denk aan genderquota – en (2) regels en normen die niet gaan over gender, maar mogelijk wel degelijk anders werken voor mannen en vrouwen. Met name die tweede vorm is vaak lastig te identificeren en niet iedereen is zich bewust van de effecten van die regels. En dat is een gemiste kans. De meeste partijen geven namelijk aan dat hun kandidatenlijst een goede afspiegeling moet zijn van de samenleving. Maar als je niet weet dat bepaalde regels niet gender-neutraal zijn, dan ontstaat die gebalanceerde lijst niet vanzelf.
Het proces
Voordat we verder ingaan op de impact van de regels en criteria, volgt nu eerst een kort overzicht van hoe het kandidaatselectieproces grofweg verloopt. Nota bene, dit is een wat algemenere samenvatting, bij geen enkele partij werkt het precies hetzelfde. Toch kunnen we een onderscheid maken tussen de vier verschillende fases in het proces: selectie, beoordeling, het maken van een rangorde en de goedkeuring van de lijst. Wie er verantwoordelijk is voor welke fase en in welke partij kan je zien in tabel 1. Over het algemeen kan gesteld worden dat de selectieprocedure voor de landelijke verkiezingen in hoge mate geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd is. Zo worden in veel selectiecommissies bijvoorbeeld bewust leden geselecteerd met een HR-achtergrond of krijgen de leden wervingstrainingen. Ook is het begin van het proces tamelijk exclusief, weinig mensen zijn betrokken bij de selectie. Pas in de laatste fase wordt het proces inclusiever; en hebben ook leden een rol.
Partij
Selectie
Beoordelen
Ranking
Goedkeuren
GroenLinks
Kandidaat-selectiecommissie
Kandidaat-selectiecommissie
Kandidaat-selectiecommissie
Leden
PvdA
Partijbestuur of kandidaat-selectiecommissie
Partijbestuur of kandidaat-selectiecommissie
Partijbestuur of kandidaat-selectiecommissie
Leden aanwezig op ledenvergadering
D66
Partijleider, partijbestuur en adviseurs
Partijleider, partijbestuur en adviseurs
Partijleider, partijbestuur en adviseurs
Leden
CU
Partijbestuur of kandidaat-selectiecommissie
Partijbestuur of kandidaat-selectiecommissie
Partijbestuur of kandidaat-selectiecommissie
Partijafgevaardigden en leden op ledenvergadering
CDA
Partijbestuur
Adviescommissie
Verenigingsraad
Gemeentelijke afdelingen
SP
Kandidaat-selectiecommissie
Kandidaat-selectiecommissie
Kandidaat-selectiecommissie
Congres
VVD
Permanente Scoutingscommissie en Partijbestuur
Permanente Scoutingscommissie en Partijbestuur
Permanente Scoutingscommissie en Partijbestuur
Leden
SGP
Lokale afdelingen en partijbestuur
Kandidaat-selectiecommissie
Partijbestuur
Partijbestuur
CO
Partijleider
Partijleider
Partijleider / partijbestuur
–
In de eerste fase, de selectiefase, wordt bepaald wie er toegang krijgen tot de selectieprocedure. Er is één regel die alle partijen gemeen hebben: de kandidaat moet lid zijn van de partij. Bij een aantal partijen (GL, SP, D66 & PvdA) moeten kandidaten ook handtekeningen of steunbetuigingen verzamelen van partijleden of van een lokale afdeling (VVD). Lokale afdelingen spelen nog een rol: bij het CDA, ChristenUnie en PvdA konden lokale afdelingen kandidaten voordragen. Een van de meest gangbare informele normen is dat bij alle partijen zittende Kamerleden of ministers (incumbents) automatisch worden toegelaten tot de verdere procedure, soms zelfs zonder een sollicitatiebrief te sturen (CDA en ChristenUnie). De sollicitatiebrieven en cv’s werden vaak langs het kandidaatprofiel gelegd om te beoordelen of iemand door mag naar de volgende ronde.
In die tweede fase komen kandidaten in een intensief proces. Voor deze fase staan er niet veel regels in de statuten, maar partijen hebben wel vaak een intensief evaluatieproces opgezet. Zo hebben kandidaten dikwijls meerdere gesprekken met commissieleden en moeten ze bij bijna alle partijen wel praktische rondes, oefeningen of assessments afleggen om te laten zien dat ze beschikken over politieke vaardigheden. Door middel van het simuleren van crises, vragenuurtjes, media interviews of het oefenen met schriftelijke vragen, worden kandidaten getest of ze een sterk politiek gevoel hebben.
Na de vele gesprekken en tests moet de commissie nog een belangrijke taak volbrengen, namelijk het maken van een conceptkandidatenlijst. Slechts twee partijen hebben hier in hun statuten richtlijnen voor: GroenLinks en de PvdA vermelden dat er aandacht moet zijn voor diversiteit in profielen. Bij de PvdA is de regel dat in de uiteindelijke fractie gelijke vertegenwoordiging moet zijn van mannen en vrouwen. Let wel, dit is alleen voor de bovenste regionen van de lijst. Officieel is er dus geen quota op de kandidatenlijst volgens de statuten, al is er bij beide partijen een sterke informele norm van gendergelijkheid op de lijst.
In de laatste fase, de goedkeuringsfase, gaat de conceptkandidatenlijst bij veel partijen terug naar (een deel van) de leden die hun goedkeuring geven op een congres of in een referendum. Deze fase viel niet in het bereik van deze studie, aangezien de selectiecommissieleden die geïnterviewd werden hier niets meer over te zeggen hebben.
‘Objectieve’ regels met gendered gevolgen
Vooralsnog lijkt het proces niet direct een onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen. Behalve bij GroenLinks en de PvdA waar er wel formele regels zijn over de representativiteit van de lijst. Verder lijken de regels geen betrekking te hebben op gender. Toch hebben schijnbaar objectieve regels of normen wel degelijk verschillende consequenties voor mannen en vrouwen. Hieronder volgen er drie: politieke ervaring, partijervaring en het voordeel voor oud-politici.
Ten eerste, selectiecommissies vinden het cruciaal dat kandidaten politieke ervaring hebben. Dit is voor velen vanzelfsprekend, of zoals een geïnterviewde zei: “Als jij morgen als typiste solliciteert, moet je ook weten hoe een typemachine werkt.” Door onder andere verschillende praktische rondes en casussen proberen veel partijen erachter te komen of mensen het politieke gevoel hebben en daarbij is het hebben van politieke ervaring wel handig: “Het gaat erom dat je snapt hoe de politiek werkt. […] Als je dat soort ervaring niet hebt, dan is de ervaring dat het al gauw een jaar kost voor je werkelijk snapt hoe het werk in de Tweede Kamer gaat.” Ook in de praktische rondes wordt er getest op politieke ervaring: zo moeten kandidaten bijvoorbeeld moties schrijven of Kamervragen stellen. Een logisch gevolg is dus dat kandidaten die al eerder een politieke functie hebben bekleed hiermee een voordeel hebben. En als we kijken naar de andere politieke functies in het land, dan zien we dat daar nog steeds veel meer mannen dan vrouwen actief zijn (zie tabel 2).
Percentage vrouwelijke regionale/lokale politici
Raadsleden
35,1%
Provinciale Statenleden
33,2%
Waterschapsleden
25,1%
Wethouders
27%
Burgemeesters
29%
Gedeputeerden
22%
Nu zijn selectiecommissies zich hier ook deels van bewust. Een van de respondenten beschreef het dilemma voor een kleine partij: ofwel je kiest voor een ervaren persoon die je niet hoeft in te werken ofwel je neemt een risico. Als kleine partij met veel portefeuilles per Kamerlid is het dan soms aantrekkelijker om ervaring en stabiliteit in huis te halen. Hoewel partijen benadrukken dat maatschappelijke ervaring ook belangrijk is, wordt dit criterium vaak pas genoemd na politieke ervaring.
Een tweede eigenschap van kandidaten die partijen aantrekkelijk vinden, is als kandidaten betrokken zijn bij de eigen partij. Zo zei een van de geïnterviewden over iemand niet bekend was bij de commissie het volgende: “Ik wil niet zeggen dat zij of hij kansloos is, maar het is toch minimaal opvallend.” Een ander verwoordde het zo: “Soms heb je ook wel de neiging dat mensen denken van oh ik wil actief worden, laat ik eens beginnen in de Tweede Kamer. En dat is natuurlijk […] een beetje een gekke volgorde.” Het belang van actief zijn binnen de partij is niet alleen een evaluatiecriterium in de gesprekken of de cv’s, maar het is ook een cruciaal toelatingscriterium: bij verschillende partijen moet je immers handtekeningen, ondersteuningsverklaringen of de steun van een lokale afdeling verzamelen. Zo versterken de informele en formele regels elkaar: bekend zijn binnen de partij is dus uitermate handig. De meerderheid van de (actieve) partijleden zijn bij de meeste partijen nog steeds man. Dus ook bij dit criterium speelt eenzelfde logica als bij het hebben van politieke ervaring: als je actieve partijleden wilt als kandidaten, dan is de kans groter dat je mannen selecteert.
Ten slotte hebben we de categorie oud-politici of zittende Kamerleden, die vaak officieel of onofficieel worden bevoordeeld in het kandidaatselectieproces. Ze hoeven vaak niet te solliciteren of hoeven niet mee te doen in assessments of oefenrondes. Ook bij het maken van de lijst beschreef een van de geïnterviewden dat de norm was dat een oud-Kamerlid bij goed functioneren nooit een lagere positie krijgt dan bij de vorige verkiezingen. En ook hierbij geldt: de meeste Kamerleden zijn man, dus de kans is groter dat je een man selecteert.
Het is natuurlijk niet onlogisch dat je als partij Kamerleden wilt met landelijke of lokale politieke ervaring, of een Kamerlid dat al actief is geweest in de partij, maar bijna alle partijen willen ook een lijst die de samenleving weerspiegelt. Dat doel bereik je niet als je deze criteria sterk en eng blijft hanteren. Politieke ervaring kun je ook opdoen in een organisatie of bij de overheid; en actief zijn in een vereniging kan ook in een andere vereniging dan een partijvereniging. Het breder zien van de criteria en het breder rekruteren zal uiteindelijk zorgen voor een meer diverse lijst.
Voor meer voorbeelden en een diepere analyse van deze mechanismes verwijs ik graag naar het volledige onderzoek: Playing by the rules? The formal and informal rules of candidate selection
[1] Alle politieke partijen die in de aanloop van de verkiezingen in de Peilingwijzer kans maakten op een zetel zijn gevraagd om deel te nemen. VVD, D66, PvdA, CDA, ChristenUnie, SGP, GL, SP en Code Oranje hebben deelgenomen. De overige partijen hebben geweigerd of hebben niet gereageerd.