ACHTERGROND - De situatie rondom het aftreden van minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten (VVD) en staatssecretaris Fred Teeven (VVD) over de berichtgeving inzake de deal met Cees H. vertoont opmerkelijk veel overeenkomsten met twee situaties uit de recente parlementaire geschiedenis. De eerste leidde tot het vertrek van minister van Defensie Benk Korthals (VVD) in 2002, de tweede tot een discutabel aanblijven van minister van Economische Zaken Gijs van Aardenne (VVD) in 1984/85.
Alle drie de ministers raakten in opspraak vanwege het verwijt de Kamer onjuist en/of onvolledig te hebben geïnformeerd en alle drie vanwege een gebeurtenis uit een eerdere kabinetsperiode. Alle drie ook behoorden tot de voorste gelederen van de liberale partijelite: Van Aardenne was vicepremier in het eerste kabinet-Lubbers, Korthals speelde een vooraanstaande rol in de VVD-fractie, Opstelten stond aan de wieg van het kabinet-Rutte en wordt beschouwd als godfather van de premier. En tot slot zijn alle drie qua opleiding (studie in Leiden) en voorkomen (type: vaderlijke bestuurder) duidelijk van de klassiek-liberale snit.
Aftreden Benk Korthals
Tussen Korthals en Van Aardenne zit een belangrijk verschil: de een vertrok, de ander bleef aan. Korthals bood op 12 december 2002 de koningin zijn ontslag aan. Hij was demissionair minister van Defensie, daarvoor was hij minister van Justitie in het tweede kabinet-Kok.