INTERVIEW - Als de demonstraties in Turkije iets laten zien, is het dat de verschillende bevolkingsgroepen een gezamenlijke vijand hebben gevonden, schrijft Lisette de Ruijter van Steveninck.
‘Ga jij protesteren op de Dam?’ ‘Ja, ik kom wel even een biertje drinken.’ ‘Wie neemt de bubbels mee?’ Toen het vorige kabinet de bezuinigingen in het hoger onderwijs aankondigde, stond Facebook vol met dit soort berichten. Demonstreren met champagne. Dat zal ze leren in Den Haag om van het geld van de studenten af te blijven, dacht ik.
Recenter vulde de Dam zich met demonstranten die hun ongenoegen tegen gentechbedrijf Monsanto kenbaar maakten. Daar hoorde een vriendin van me iemand zeggen dat hij zijn hoofd af en toe op dit soort gelegenheden moest laten zien, dat was goed voor zijn imago. Als we al in Nederland de straat op gaan om onze mening te uiten, is dat dan voor de gezelligheid en het creëren van onze identiteit?
Eerlijk is eerlijk, zelf sta ik nooit met spandoeken te zwaaien. Het is niet dat het me aan idealen ontbreekt, maar je zal me niet snel tussen een groep demonstranten vinden. In Nederland heb je naar mijn idee veel mogelijkheden om deze idealen te verwezenlijken. Er is een overvloed aan politieke partijen, inspraakgroepen en organisaties die opkomen voor je rechten wanneer dat nodig is. Daarnaast hebben we de vrijheid om ons leven in te vullen zoals we dat zelf willen. Misschien wat bureaucratisch, maar het zijn wel de voordelen van onze democratie.