Pleidooi voor een preambule
Onderstaand stuk is op ons verzoek overgenomen van Publiekrecht & Politiek. Het is geschreven door Olaf Tans, rechtstheoreticus aan het Amsterdam University College, en gespecialiseerd in de relatie tussen recht en samenleving.
Volgens haar voortgangsoverzicht, zal de Staatscommissie Grondwet binnenkort niet adviseren een preambule op te nemen in de nieuwe Nederlandse grondwet. Het effect van preambules is volgens de commissie onvoldoende aangetoond. Wel zal de Commissie adviseren een hoofdstuk Algemene bepalingen op te nemen, waarin bijvoorbeeld kan worden bepaald dat Nederland een democratische rechtsstaat is waarin menselijke waardigheid wordt gerespecteerd.
Op het eerste gezicht is dit advies begrijpelijk. Preambules (inleidende verklaringen van de achtergrond of bedoeling van een wet) staan vaak vol bevlogen kreten, waar men in Nederland van oudsher niet dol op is. Ook de tijdsgeest lijkt een preambule in de weg te staan. Het geloof in absolute beginselen en bedoelingen is tegenwoordig zwak. We leven in een tijd van scepsis en relativering. Wereldwijde communicatie en migratie zorgen voor fragmentatie en versmelting van ideologieën en denkbeelden. Dit lijkt niet te stroken met gevleugelde intentieverklaringen in een grondwettelijk voorwoord.
Toch is het de vraag of de preambule niet wat te gemakkelijk terzijde wordt geschoven. Al decennia wordt geklaagd over de doodsheid van de Nederlandse grondwet. Staatsrechtgeleerden wijzen erop dat de tekst niet leeft onder de burgers; dat wij in Nederland gebukt gaan onder een gebrekkig constitutioneel bewustzijn. Politici hebben pogingen ondernomen dat leven erin te blazen, maar met weinig succes. En wijzelf? Op de televisie zien we Amerikaanse burgers het ‘We, the people…’ citeren, en we denken: goh, dat is wel even iets anders. Die passie. Die bevlogenheid. Het constitutionele besef dat de Amerikanen aan de dag leggen: nee, dat hebben wij niet.