Zorg tussen hoop en angst
RECENSIE - Bijsluiters, waar was dat nou weer voor nodig? In 1973 barstte daarover een felle strijd uit tussen de farmaceutische industrie en de Nederlandse artsen en apothekers.
Tot dan toe leverde de industrie zijn producten aan die artsen en apothekers, inclusief informatie, waarna zij de pillen opnieuw verpakten en de patiënt vertelden wat die ermee aan moest. Voorlichting was de exclusieve verantwoordelijkheid van de beide beroepsgroepen.
Die bijsluiters die de industrie wilde verstrekken, was ordinaire reclame. In een enquête gepubliceerd in Medisch Contact gaf driekwart van de artsen aan tégen bijsluiters te zijn. Ondertussen wierpen de fabrikanten zich op als belangenbehartigers van de patiënten. Die hadden toch recht op meerdere informatiebronnen?!
En de industrie won. In november 1975 werd de bijsluiter wettelijk verplicht. ‘Het was, schrijft Kees-Jan van Klaveren, ‘niet langer vanzelfsprekend dat medici de meest geëigende vertolkers van patiëntenbelangen waren’. (De patiënten zélf, of patiëntenverenigingen, speelden in de discussie geen rol van betekenis.)
De medische stand was in zekere zin in haar eigen zwaard gevallen. Die had haar traditionele gezag immers zélf afgebroken. Dat gebeurde vanaf begin jaren zestig.
Pamperende overheid?
In de jaren daarvoor waren de heren doktoren erin geslaagd om de dringend noodzakelijke hervorming van de Nederlandse gezondheidszorg jarenlang tegen te houden. Voor veel politici was de Britse National Health Service, ingevoerd in 1948, hét voorbeeld van een rationele organisatie van de gezondheidszorg, maar voor Nederlandse artsen ging deze ‘staatsbemoeienis’ véél te ver. En ze werden daarin gesteund door de oude zuilen.