We leven ‘excentrisch’, zoals de filosoof Helmuth Plessner het formuleerde. We leven niet in, maar gedeeltelijk naast de werkelijkheid. Altijd op afstand. Als we iets over de werkelijkheid iets te weten willen komen, dan kan dat alleen door middel van de taal en de beelden die we zelf scheppen. Groepen, stammen, volken, beroepsgroepen zijn scheppers van de taal en de tekens waarmee ze de hen omringende werkelijkheid proberen te benaderen. En geen één kan zich superieur achten aan de ander. Epistemologie is antropologie.
Helmuth Plessner (1892-1985) is ‘in’ onder Nederlandse filosofen. De Rotterdamse hoogleraar Jos de Mul is voorzitter van het Internationaal Plessner Genootschap. Maar niet alleen Plessner is populair, natuurlijk, want hij maakt deel uit van een brede filosofische stroming, ooit gestart bij de taalfilosoof De Saussure en die met de hamer, Nietzsche, dan via Levi-Strauss en Husserl naar (de voornaamste filosoof van de afgelopen eeuw) Michel Foucault. Het is een filosofie gegroeid in de diepe sporen van groeiende twijfel aan de superioriteit van de ratio en van de westerse cultuur.