Galerij der Groten 7/8: Ford
In deze serie worden acht presidenten uit de Amerikaanse geschiedenis behandeld die volgens de auteur als voorbeeld zouden moeten dienen voor tegenwoordige en toekomstige ambtsdragers. Enkele van deze historische leiders zijn helaas relatief onbekend; de meesten zeer ondergewaardeerd.
Gerald Ford (1913-2006) is de enige president in de geschiedenis van de Verenigde Staten die niet werd gekozen. Hij werd benoemd tot vicepresident door Richard Nixon en goedgekeurd door de Senaat in 1973. Hij volgde Nixon op toen die aftrad in augustus van 1974 en benoemde Nelson Rockefeller tot zijn vicepresident.
Tijdens zijn korte presidentschap (1974-1977) ervoer het land de zwaarste economische crisis sinds de Depressie van de jaren dertig. Ford weet de problemen aan een torenhoge inflatie wat volgens hem veroorzaakt was door systematische overconsumptie. Hij verlaagde de belastingen in 1975 in een poging de economie te stimuleren en spande zich in om een einde te maken aan de regulatie van olieprijzen maar werd hierin tegengewerkt door een Democratische meerderheid in het Congres.
Ford was tevens een groot voorvechter van vrouwenemancipatie en voorstander van het recht op abortus. Een amendement op de Grondwet ter verankering van gelijke rechten haalde het niet maar Ford tekende wel tal van wetten die onder meer discriminatie van vrouwen op de werkvloer en in het onderwijs verbood.
Wellicht één van de meest ondergewaardeerde en hoogstwaarschijnlijk één van de meest onbekende presidenten uit de geschiedenis van de Verenigde Staten is Calvin Coolidge (1872-1933). Hij zat slechts een enkele ambtstermijn uit (1923-1929) maar zijn nalatenschap wordt onder historici nog altijd fel bediscussieerd.
Eén president die maar weinig moeite leek te hebben met enige beperkingen van het presidentschap was Theodore Roosevelt (1858-1919), wellicht de meest stoutmoedige en meest ondernemende leider van de Verenigde Staten uit haar geschiedenis.
De eerste Democratische president van na de Burgeroorlog was Grover Cleveland (1837-1908), een eerlijke en integere proponent van het klassiek liberalisme met een grote afkeer van corruptie en patronage. Als leider van de zogenaamde Bourbon Democraten belichaamde Cleveland het zakenleven. Gedurende zijn eerste ambtstermijn (1885-1889) streed hij voor lagere belastingen maar werd hierin tegengewerkt door de protectionistisch ingestelde Republikeinen in het Congres. Tegenover hen pleitte hij in 1887 dat iedere burger recht had op “het volledige genoegen van alle vruchten van zijn nijverheid en ondernemerschap” en dat de overheid niet meer geld diende op te eisen dan zij nodig had. Echter pas nadat hij voor de tweede keer tot president werd gerkozen (1893) slaagde Cleveland erin belastingverlaging door te drukken. De Senaat amendeerde vervolgens zijn wet echter dusdanig dat het effect ervan grotendeels ongedaan werd gemaakt. De Amerikaanse handel en industrie bleven opgescheept met hoge tariefmuren.
James K. Polk (1795-1849) was een fervent aanhanger van Andrew Jackson en wordt vaak de laatste sterke president van voor de Burgeroorlog genoemd. Omdat hij het grondgebied van de Verenigde Staten aanzienlijk uitbreidde en een aaneenschakeling van cruciale overwinningen boekte op buitenlands beleid wordt hij verder door historici gewoonlijk als één van de meest succesvolle presidenten bestempeld.
Iets minder federalistisch dan Madison maar desondanks pleitbezorger van persoonlijke vrijheid en de vrije markt was Andrew Jackson (1767-1845), de zevende president van de Verenigde Staten. Zijn historische beoordeling wordt nogal bevuild door zijn steun voor de slavernij en de deportatie van Indianen gedurende zijn ambtstermijn, echter door veel meer mensen kiesrecht te verschaffen en een duidelijke scheiding tussen de machten van de staten en de federale overheid aan te brengen gaf Jackson vorm aan de moderne Democratische Partij en naam aan de zogenaamde Jacksoniaanse Democratie waarvan James K. Polk (1795-1849) de laatste president was.
Eén van de vier founding fathers van de Verenigde Staten en de vierde president van de jonge republiek was James Madison (1751-1836), één van de auteurs van de nog altijd invloedrijke Federalist Papers en vader van de eerste tien amendementen op de Amerikaanse Grondwet, de Bill of Rights.