COLUMN - Wat betekent de term ‘recessie’ eigenlijk nog?
De Franse economie is in het tweede kwartaal met 0,5 procent gegroeid in vergelijking met een kwartaal eerder. Dat maakte Insee, het Franse bureau voor de statistiek, vandaag bekend op basis van een voorlopige raming. Daarmee is Frankrijk dus ‘officieel’ uit de recessie. Nederland zit ‘er’ volgens nieuwe cijfers van het CBS nog ‘in’. De term ‘recessie’ geeft cachet aan een nieuwsbericht. Het gaat ergens om, mensen!
Maar betekent ‘recessie’ eigenlijk nog wel iets? De Franse economische groei oscilleert al twee jaar rond het nulpunt – het is een reeks miniplusjes en miniminnetjes waar gewoon niet zoveel over te zeggen valt. Maar omdat we nu eenmaal hebben afgesproken dat twee kwartalen krimp ‘recessie!’ betekent, en één kwartaal groei ‘recessie afgelopen!’, kan een minimale verandering ineens groot nieuws zijn, als het nulpunt maar even wordt gepasseerd.
Ik zeg ‘afgesproken’, maar dat is nooit gebeurd. Er is geen ‘officiële’ definitie. Hoe je economische groei – de verandering van het BBP – meet is een internationale afspraak waar de CBS-en van deze wereld zich aan houden. Maar dat een recessie twee opeenvolgende kwartalen krimp is, is meer een gewoonte die er vooral bij de pers is ingesleten. De oorsprong is ook niet helemaal duidelijk – vele lijntjes lijken te lopen naar een artikel in de New York Times in 1974, waarin de Amerikaans overheidsstatisticus Julius Shiskin meerdere voorstellen deed om een recessie te definiëren. Op de een of andere manier is twee kwartalen krimp dominant geworden, tegen de wens van Shiskin in overigens.