Sterke arbeidsbescherming leidt tot hogere werkloosheid
De werkloosheid in Nederland is relatief laag, maar dat is geen enkele reden om achterover te leunen. Het starre arbeidsbestel vormt een ernstige bedreiging voor de toekomst. Invoering van het Deense ‘flexicuritymodel’ kan die bedreiging verminderen en de arbeidsparticipatie ten goede komen, stelt J.Paul Elhorst, bijzonder hoogleraar Regionale Economie aan de Universiteit van Groningen.
Met een percentage van 4,2 heeft Nederland de laagste werkloosheid in de Europese Unie. Op het eerste gezicht lijkt dat alle reden om tevreden te zijn. Maar: de jeugdwerkloosheid is in Nederland met meer dan 7 procent hoog en de werkloosheidsverschillen tussen de Randstad en andere landsdelen, vooral Noord-Nederland, zijn zeer aanzienlijk. Daarnaast ligt vanwege de eurocrisis een wereldwijde recessie op de loer die de werkloosheid gemakkelijk kan doen oplopen tot in dubbele cijfers.
Sommige zaken lijken zo vanzelfsprekend dat ze geen uitleg meer krijgen. Vaak leidt dat tot onbegrip en misverstanden. Dus voordat ik vertel waarom Nederland zijn voordeel zou kunnen doen met het Deense flexicuritymodel, eerst even de basics. Een werknemer levert voor het verhuren van zijn arbeidskracht vrije tijd in. In ruil daarvoor ontvangt hij een salaris. Met dat loon kan hij voorzien in de kosten van zijn levensonderhoud én andere goederen en diensten kopen en consumeren. Het salaris dat een werknemer ontvangt, vormt maar een deel van de totale kosten die een werkgever bereid is te maken zolang deze door verkopen uit productie worden goed gemaakt. Bij tegenvallende verkopen, bijvoorbeeld door een terugval van de economie, kan het voorkomen dat de verdiensten niet langer opwegen tegen de kosten en dat de werkgever zijn werknemers wil ontslaan. Dat laatste kan in Nederland niet zomaar, want werknemers genieten arbeidsbescherming. Als ontslag vanwege de arbeidsbescherming niet mogelijk blijkt, wordt een werkgever dus gedwongen in te teren op zijn financiële reserves.