De onmacht van een verdeelde oppositie in Orbán’s maffiastaat.
ACHTERGROND - Vanuit Boedapest becommentariëert Henk Hirs het vertrek van een politicus die volgend jaar de uitdaging had willen aangaan met Viktor Orbán.
Er is nog geen zicht op een Jeremy Corbyn, Jesse Klaver of Emanuel Macron aan de Hongaarse einder. Een half jaar voor de nieuwe verkiezingen in Hongarije (april 2018) lijkt er niemand te zijn die ook maar enige kans maakt om de autoritaire leider Viktor Orbán te verslaan. De oppositie is ongekend zwak, stuurloos, en bovenal verdeeld en versplinterd. Orbán voelde zich recent dan ook sterk genoeg om openlijk te verklaren dat hij geen serieuse uitdager ziet en dat zijn partij nog zeker tot 2030 aan de macht kan blijven.
Het aftreden afgelopen maandag van László Botka, leider van de socialistische oppositiepartij MSZP, lijkt een onderstreping van de bijkans hopeloze situatie. Volgens zijn aanhangers was Botka de ideale kandidaat om komend voorjaar als kandidaat van een grote linkse coalitie Orbán te verslaan: een linkse, democratische en moderne man, niet al te oud en ook nog eens met een hoop praktische bestuurservaring, opgedaan als burgermeester van de grote universiteitsstad Szeged sinds 2002. In die hoedanigheid was hij er bovendien in geslaagd om, tegen elke landelijke trend in, steeds weer Orbán’s partij Fidesz te verslaan en met ruime meerderheid herkozen te worden in 2006, 2010 en 2014. Tel daarbij op dat 60% van de bevolking in peilingen zegt dat ze een andere regering wil, en je bent er al bijna.