ACHTERGROND - Waarin de auteur uitlegt waarom zelf energie produceren lang niet zo’n gek idee is.
Afgelopen week keek ik naar de Tegenlicht-documentaire “Power to the people” over kleinschalige initiatieven om duurzame energie op te wekken. Toen hoorde ik opeens dat ene zinnetje langskomen: “De miniproducenten praten over kilowatturen alsof het een munteenheid is.” (na 32 min 20 sec in de uitzending)
Dat is nog niet eens zo’n slecht idee: het kilowattuur(kWh) als waardevaste munteenheid. Het is een universele eenheid voor een bepaalde hoeveelheid energie of arbeid. Overal ter wereld betekent een kilowattuur hetzelfde; je kunt er niet mee sjoemelen.
Als een wielrenner met een vermogen trapt van 400 Watt, dan heeft hij na 2,5 uur één kilowattuur bij elkaar gefietst. Dat was zo in 1960 en als een wielrenner nu diezelfde inspanning levert, is het nog altijd dezelfde hoeveelheid energie.
Als je lichamelijke arbeid verricht, kun je die ook uitdrukken in kilowatturen (kWh).
De waarde van een kWh wordt zichtbaar als je kijkt naar andere energiedragers.
In een liter aardolie zit 10,7 kWh aan energie.
In een kuub aardgas zit 8,8 kWh.
In een liter benzine: 9,1 kWh.
Met één liter benzine kun je een auto wel 15 km. verplaatsen. Als je geen benzine hebt voor de terugweg en de auto terugduwt, zul je 9,1 kWh aan arbeid moeten verrichten.