In april 2011 is de in Amerika wonende Nederlandse dichter Leo Vroman zesennegentig geworden. Ongeveer een week geleden kwam zijn gedichtenbundel ‘Daar’ uit. Het is, schrijft hij in zijn voorwoord, een soort dagboek van wat er in zijn poëtische brein de afgelopen twee jaar is gebeurd. Het dagboek van een heel oude man: dat heeft, zou je kunnen denken, het gevaar in zich van gezeur. Dat geldt niet voor dit boek. Vroman is daarvoor te speels, te geestig, te diep en bovenal: te integer als dichter. Het lijkt er meer op, dat juist de ouderdom hem de kracht geeft om zo licht en humoristisch te zijn.
Hij heeft het intussen over dingen die niet zo snel met zich laten spotten. Dat zijn in dit boek vooral de dood en de liefde. Die twee zijn voor Vroman nauw verbonden, omdat zijn leeftijd hem dwingt geleidelijk afscheid te nemen van alles waarvan hij houdt. Des te intenser neemt hij waar en heeft hij lief. In een elegant puntdicht zegt hij dat zo:
LEVEN EN DOOD
Ik vind de dood niet even
groot als het leven
maar leven met de dood
wel tweemaal zo groot.
Met de uitspraak dat de dood niet even groot is als het leven kun je twee kanten uit. Je kunt er het besluit op baseren om goed te blijven letten op wat je ziet, zegt en doet, nu je er toevallig toch bent en niet dood bent. Dat geeft de opmerking dat leven met de dood (speels opgemeten) tweemaal zo groot is, nog meer kracht. Je kunt er ook uit opmaken dat het leven sterker is dan de dood in die zin, dat de dood niet het absolute einde van alle werelden is. Veel gedichten in dit boek geven fantasieën over het sterven en wat er daarna gebeurt, vaak met drastische humor. Een voorbeeld: