Wil ik dood?

Wilt u snel doodgaan? Ik zál vrij snel doodgaan, mijn hart houdt het niet zo lang meer. Ik heb hartfalen. Of ik dat nu wel wil, is een andere vraag. Mijn antwoord moet toch zijn: ja. Niet omdat de zorgkosten anders te hoog worden, nietwaar, ik wil de maatschappij niet laten opdraaien voor zoiets. Ik heb zelfs (ik leef alleen) een papiertje op tafel liggen met daarop de wens geschreven me niet naar een ziekenhuis te vervoeren, maar me rustig te laten sterven. Als ze me vinden. Ze vinden u? Ja, dat zullen ze zeker doen. Ik zal niet als een twee jaar eerder gestorven grijsaard in mijn woning worden gevonden. Daar heb ik buren en overburen voor, we letten allemaal een beetje op elkaar. Van stankoverlast of vliegen zal dus geen sprake zijn.

Door: Foto: copyright ok. Gecheckt 09-11-2022
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Levensbedreigende dingen

RECENSIE – “Het tikken van de klok / had zich voorgoed op de voorgrond geplaatst”, schrijft Bernard Wesseling in het gedicht Het is geen feest tot de doemprofeet is langsgeweest (uit: Naar de daken, zijn nieuwste dichtbundel).

Nu stond het tikken van de klok eigenlijk altijd al op de voorgrond in de gedichten van Bernard, die ik alweer meer dan tien jaar geleden leerde kennen als stamgast en huisdichter van café Festina Lente (dat u weet dat mijn oordeel over deze wonderschone bundel wellicht gekleurd is door enige gevoelens van genegenheid). De gedichten die ik mij kan herinneren (uit zijn voordrachten en zijn ‘bekroonde eersteling’ Focus) en de twee romans die ik van hem heb gelezen (De Favoriet en Portret van een onaangepaste, dat ik hier ooit besprak) gingen al over dat wat nooit meer terugkwam. En stonden ook al bol van herinneringen aan momenten die voorgoed waren opgelost in de tijd en enkel nog in Bernards hoofd bestonden.

Het verschil met zijn vorige werk is dat in Naar de daken niet alleen het tikken van de klok op de voorgrond staat, maar vooral ook dat wat het tikken van de klok zo problematisch maakt: de dood. Het zijn niet alleen de momenten die nooit meer terug zullen komen en op z’n best als herinnering of gedicht blijven voortbestaan, het is dit keer een heel mens dat er niet meer is. Een heus leven. De herinneringen zijn er nog, maar die mens, dat leven, komt nooit meer terug.

Natuurlijke dood

De natuurlijke dood is vrijwel uitgestorven. Tegenwoordig overlijdt haast niemand doordat een ziekte zijn beloop heeft genomen. Bijna iedereen bevindt zich in zijn laatste weken – zo niet maanden – onder de hoede van medici, die hun uiterste best doen om de dood uit te stellen.

Dat is een recente ontwikkeling. Nog maar een eeuw geleden stierf bijna de helft van de bevolking zonder dat er in de laatste weken een arts aan hun bed kwam. Tot midden vorige eeuw zag een arts, zodra hij niets meer tegen een ziekte kon uitrichten, af van verder ingrijpen. Je werd ‘opgegeven’ en kreeg versterkende middelen of pijnstillers, waarna de ziekte snel zijn moordend werk kon doen.

Vandaag de dag staat ons een breed arsenaal van medische technologie ter beschikking om fatale ziektes tenminste voorlopig de kop in te drukken. Zelfs wanneer de dood onafwendbaar naderbij komt en cruciale lichamelijke functies gaan haperen, kan hij alsnog – zij het tijdelijk – op afstand worden gehouden met beademingsapparatuur, hartbewaking, voedingsinfusen en reanimatie.

Een onbedoeld effect van al die kennis en technologie is dat de weg naar de dood geplaveid is geraakt met beslissingen. Sterven is tegenwoordig opgedeeld geraakt in handelingen die elk apart uitgevoerd of nagelaten kunnen worden. Elke interventie die kan worden verricht, vergt een nieuw besluit van zowel de arts als de patiënt. Misschien nog een keer chemotherapie, wil je al dan niet die riskante operatie ondergaan, zullen we ja of nee de dosis opvoeren, misschien kunnen we nog…? Voor je het weet hang je aan tien machines.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Aantallen huilende mensen

Enige tijd geleden vroeg mijn vrouw me welke muziek er op mijn begrafenis gedraaid moet worden. Er was een aanleiding voor de vraag, maar die kan ik me niet meer herinneren. Ik geloof niet dat ik de dood ter sprake had gebracht.
      Er is een periode geweest, een jaar of tien geleden, dat ik vrienden schoffeerde door hun persoonlijk kwesties samen te vatten in vier woorden: angst voor de dood. Ik deed overigens hetzelfde voor mijn eigen persoonlijke kwesties. Ik had de dood ontdekt en hij bleek een handzame verklaring te bieden voor allerlei zaken waar ik mezelf mee kwelde op dat moment. Anderen waren er minder van gecharmeerd. Ze meenden dat ik hun vragen niet serieus nam. Ik geef toe dat mijn antwoorden wat eentonig werden, maar wat ernst betreft is de dood moeilijk te overtreffen – hooguit door de verloren WK-finale van 2010 of de metafysische vragen die mijn kinderen stellen. Zoals: wat is een gat?
      Bovendien gaf het verwijzen naar doodsangst  een zweem van diepgang aan de narcistische kwesties die ons als jonge dertigers bezig hielden. De beste rechtvaardiging voor een obsessie met jezelf is het feit dat je binnenkort ophoudt te bestaan.
      Laat ik zeggen dat mijn vriendendienst niet op waarde werd geschat. Het kwam zover dat gesprekspartners mij, nog voor ik iets had kunnen zeggen, interrumpeerden met de opmerking: ‘Ja ja, jij vind dat weer angst voor de dood, natuurlijk.’
      Dat was meestal zo, maar door hun vroegtijdige onderbreking kon ik veinzen dat ik een ander antwoord in gedachten had gehad. Dat antwoord wenste ik niet langer mede te delen.
      Het is een wonder dat ik vrienden heb overgehouden uit die tijd. Twee, om precies te zijn.
      Het leed is hardnekkig. Vorige week nog, betichtte een van hen me ervan doodsangst te gaan opvoeren als verklaring voor zijn persoonlijke ongemak. Voor zover ik weet, heb ik dat al jaren niet gedaan. Maar het kan zijn dat hij daar anders over denkt.
      Afijn.
      Mijn vrouw vroeg dus naar muziek voor mijn begrafenis. Ik had meteen een antwoord, hetgeen verraadde dat ik hier vaker over nagedacht moest hebben. Vermoedelijk bezondigen de meeste mensen zich wel eens aan fantasieën over de eigen begrafenis, maar dat maakt het niet minder pathetisch. De eigenwaarde meten in aantallen huilende mensen. Aantallen verzonnen huilende mensen.
      Toen ik dit vorige week bij vrienden ter sprake bracht – inderdaad, dezelfde twee vrienden – kreeg ik prompt allerlei Youtube-filmpje toegestuurd. Nog net geen draaiboeken.
      Ik stelde me voor hoe de heren op tochtige perrons hadden gestaan of op de bank hadden gezeten naast een wrokkige geliefde en hoe ze kortstondig troost hadden gezocht in het beeld van hun eigen begrafenis. Als het om troost gaat, zijn veel middelen geoorloofd. Zo niet alle.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Vorige Volgende