In een recente peiling bleek dat, als er op dat moment verkiezingen zouden worden gehouden, D66 op 22 zetels uit zou komen. De kiezer wil D66 belonen voor de uitstekende manier waarop fractievoorzitter Pechtold oppositie voert. Kiezers met een geheugen (en dat zijn er niet veel) zullen door deze ontwikkeling verontrust zijn. Want wat zal het gevolg zijn als een groot deel van de Nederlandse bevolking het oppositie voeren van D66 beloont? Dan zal het met het oppositie voeren van D66 heel erg snel afgelopen zijn. Want dan komt D66 namelijk in de regering. Hoe dat was zijn de meeste mensen, met hun goedkope ontevredenheid met het huidige kabinet, blijkbaar al lang weer vergeten.
Aan het begin van de Paarse kabinetsperiode stond er een cartoon in het dagblad Trouw, waarin een woordvoerder zei: “Wij smeken u, ruil ons toch in. Het moet nu toch duidelijk zijn – het CDA kan geen oppositie voeren, en D66 kan niet regeren.”
In de twaalf jaar die volgden heeft de partij het beeld niet kunnen veranderen. In de jaren tachtig en de vroege jaren negentig was D66 met afstand de beste oppositie-partij. De regeerperiodes die volgden waren dramatisch. In Paars I was er het stuntelen van Winnie Sorgdrager, en het cynisme waarmee Hans Wijers op Economische Zaken de oude milieu-idealen van de partij op sterk water zette. In Paars II was er de farce rondom het correctief referendum, toen D66 de regering liet vallen, om, met een snelle blik op de opinie-peilingen, snel terug te krabbelen – hetgeen onder Balkenende II nog eens dunnetjes werd overgedaan, dit keer in verband met het gekozen burgemeesterschap. De lachwekkende vernederingen die de partij zich liet welgevallen om maar aan de macht te kunnen blijven waren stuitend.