Safranski’s boek gaat over ‘het Kwaad’, het nadenken over de oorsprong van het kwaad en de relatie tussen God, vrijheid en het kwaad. De auteur geeft inkijkjes, maar pretendeert geen allesomvattend overzichtswerk te schrijven. In ieder hoofdstuk werpen nieuwe steeds nieuwe grote westerse denkers een ander licht op het onderwerp. Die benadering doet recht aan de complexiteit van het thema. Er is zoveel geschreven over ‘Het Kwaad’, dat een allesomvattend overzichtswerk simpelweg onmogelijk is. Van Plato tot Kant en van Sartre tot Aristoteles: er zijn letterlijk duizenden boeken geschreven die de duistere kant van het leven behandelen. De schrijfstijl is zeer toegankelijk, maar desondanks is werk van Safranski geen pageturner. De reden is dat het onderwerp filosofisch, abstract en van hoogintellectueel niveau is. Dat is tegelijkertijd de aantrekkingskracht van het boek: hoeveel boeken over moeilijke onderwerpen lezen lekker weg?
Het Goede
De schrijver hanteert een thematische afbakening. Hij bespreekt wat westerse filosofen geschreven hebben over het kwaad. Augustinus, Nietschze en Freud tref je in dit werk volop aan, oosterse wijzen als Boeddha, Ghandi of Confucius zul je niet aantreffen. Verder luidt de ondertitel van zijn boek: ‘Of het drama van vrijheid’. Dankzij onze vrijheid, hebben we ook de vrijheid om het kwade te kiezen. Met vrijheid bedoelt Safranski de vrije wil van de mens. De ondertitel geeft al aan dat het boek zich niet beperkt tot één enkel onderwerp. Sterker nog: het boek gaat evengoed over God, het goede, de werkelijkheid, De vrije wil en vrijheid in het algemeen. Al is de hoofdstukindeling min of meer chronologisch, uitweidingen en zijwegen worden niet geschuwd. Na een bespreking van de 4e eeuwse kerkvader Augustinus en zijn mening over de zonde en de Heilige Geest, gaat hij makkelijk over op de mening van 20ste-eeuwer Albert Einstein. Zo horen we Einstein spreken over menselijk bewustzijn. “Een menselijk wezen is een deel van het geheel dat we ‘universum’ noemen, een in tijd en ruimte begrensd deel. Hij ervaart zichzelf, zijn gedachten en zijn gevoelens als losstaand van alle anderen –een soort optische illusie van zijn bewustzijn. Die illusie is voor ons een soort gevangenis die ons beperkt tot onze persoonlijke verlangens en onze genegenheid jegens de weinige personen die ons na staan. Onze taak moet het zijn onszelf uit die gevangenis te bevrijden.”