Financiële crises zijn niets nieuws. Toch was de impact van de crisis van 2008 groter dan ooit. Dit heeft te maken met de ontwikkeling die banken de laatste decennia hebben doorgemaakt. Hoe konden banken uitgroeien tot de bijna almachtige instellingen die het nu zijn? En wat betekent dat voor de consequenties van crises?
Prof. Dr. Joost Jonker (Economische en Sociale Geschiedenis, UU en Bedrijfsgeschiedenis, UvA) stelt dat we crises goed kunnen omschrijven, maar nooit volledig kunnen verklaren. Voorspellen is al helemaal een stap te ver.
Ingrediënten van een crisis
'De ene crisis is de andere niet,' zegt Jonker, 'maar er zijn wel overeenkomsten.' Zo zijn er een aantal standaard ingrediënten die je in elke crisis terugziet.
Eerst is er een kunstmatige piek in de prijzen van een vermogensbestanddeel, bijvoorbeeld van tulpen tijdens de tulpenmanie in 1637, of de internetbubbel eind jaren negentig. De prijzen worden omhoog gestuwd door beleggers naar een prijs die het product helemaal niet waard is. Totdat er een kantelpunt komt, dan knalt de prijs naar beneden. Door de prijsval ontstaat er een loop op contant geld, dat waardevast is, en lenen mensen elkaar geen geld meer uit. Het krediet droogt op waardoor financiële instellingen failliet gaan. Dan volgt er een neerwaartse spiraal van prijzen, vertrouwen en krediet en loopt de economische activiteit terug: recessie.
Maar wat gaat er nu mis? Volgens Jonker is er vaak fraude in het spel. Er wordt gespeculeerd, moeilijke constructies worden bedacht om risicovolle financiële producten te verhandelen en er worden valse verwachtingen gewekt. Wat er precies aan de hand was, wordt vaak achteraf pas duidelijk. Dan pas komt er openheid dankzij hoorzittingen, enquêtes en onderzoeken. Warren Buffet, voor de crisis van 2008 de rijkste man van de wereld, daarna 18 miljard dollar armer, vatte dit samen in de metafoor: 'Pas als het eb wordt, zie je wie er naakt zwom.'