Dertig jaar onderzoek naar de berichtgeving over moslims in de Nederlandse media (3)

Sinds eind jaren '80 wordt er met regelmaat onderzoek gedaan naar de wijze waarop Nederlandse media berichten over moslims. Ewoud Butter (redacteur Republiek Allochtonië) maakte een overzicht. In dit laatste deel uit een serie van drie aandacht voor de periode 2006-2018. Net als in de vorige twee delen wordt eerst de maatschappelijke context geschetst, daarna worden de onderzoeken kort besproken. Context In de loop van de jaren ’90 kwam het debat over de islam in Nederland steeds vaker in het teken te staan van een vermeende “Clash of Civilizations” waarbij het Westen en de islamitische wereld als elkaar uitsluitende, monolitische grootheden tegenover elkaar worden gesteld. Dit beeld wordt vooral benadrukt door politici, publicisten en bewegingen die de islam (en moslims) in Nederland als een bedreiging van “onze” (westerse) verworvenheden beschouwen, maar ook door enkele groepen orthodoxe moslims die deze verworvenheden onverenigbaar achten met hun geloofsopvattingen. Dit beeld van een Clash of Civilizations kwam terug in berichtgeving over terroristische aanslagen en The War on Terror.

Foto: Arne Hulstein (cc)

Dertig jaar onderzoek naar berichtgeving over moslims in Nederlandse media (2)

ACHTERGROND - Sinds eind jaren ’80 wordt er met regelmaat onderzoek gedaan naar de wijze waarop Nederlandse media berichten over moslims. Ewoud Butter (redacteur Republiek Allochtonië) maakte een overzicht. In dit deel II aandacht voor de periode 1996-2006.

In het vorige deel werd kort beschreven dat er vanaf de Rushdie-affaire in 1989 steeds meer aandacht van de Nederlandse pers voor hier woonachtige moslims kwam. Vanaf dat moment verschenen ook de eerste onderzoeken naar de wijze waarop over moslims door de Nederlandse pers werd bericht. In dit tweede deel kijk ik naar een selectie van het onderzoek dat tot en met 2006 werd gepubliceerd.

Context: Clash of Civilizations (*)

In de jaren ’90 nam de aandacht voor de islam en moslims in Nederlandse media verder toe. Dat gebeurde niet alleen in de buitenlandrubrieken, zoals ten tijde van de Eerste Golfoorlog en de oorlog in voormalig Joegoslavië, maar ook op de pagina’s met het binnenlandse nieuws en op de opiniepagina’s.
Vanaf de jaren ’90 werd in de publieke discussie ‘de islam’  steeds meer tegenover ‘het westen’ gesteld, waarbij beide beschavingen vaak als uniforme, statische eenheden werden voorgesteld.

Deze tegenstelling vormde ook een belangrijk onderdeel van het in 1993 door de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington gepubliceerde artikel Clash of Civilizations (Botsende Beschavingen) dat later werd uitgewerkt in het boek The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. Volgens Huntington zou het einde van de Koude Oorlog tot gevolg hebben dat geopolitieke conflicten niet langer zouden voortkomen uit ideologische botsingen, maar uit culturele en religieuze verschillen. Huntington zag vooral een botsing tussen enerzijds het (christelijke) Westen en anderzijds de islam. Hij schreef onder andere: “Als moslims beweren dat het Westen oorlog voert tegen de islam en als westerlingen beweren dat islamitische groeperingen oorlog voeren tegen het Westen, dan mogen we de conclusie trekken dat er inderdaad zoiets als een oorlog gaande is.”

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Foto: Arne Hulstein (cc)

Dertig jaar onderzoek naar berichtgeving over moslims in Nederlandse media (1)

ACHTERGROND - Sinds eind jaren ’80 wordt er met regelmaat onderzoek gedaan naar de wijze waarop Nederlandse media berichten over moslims. Ewoud Butter (redacteur Republiek Allochtonië) maakte een overzicht. Deel I.

Tot aan het begin van de jaren ’90 was de Turkse Nederlander Mehmet Pamuk ongetwijfeld de bekendste Nederlandse moslim. De immer in archaïsch Nederlands formulerende Pamuk was geen bestaand persoon, maar een van de vele typetjes van Kees van Kooten in de programma’s die hij jarenlang samen met Wim de Bie voor de VPRO maakte. Behalve ‘Mehmet Pamuk’ verschenen er in die jaren zelden moslims in de Nederlandse media. Wanneer er destijds werd geschreven over bijvoorbeeld Turkse en Marokkaanse ‘gastarbeiders’ in Nederland, samen de grootste groep Nederlandse moslims, dan ging het zelden over hun geloof. Over moslims werd zo nu en dan vooral geschreven op de buitenlandpagina’s van de kranten of, in een verder verleden, op de pagina’s over de ‘overzeesche gebieden’.

De wijze waarop in Nederland moslims al eeuwenlang werden afgebeeld, was amper onderwerp van onderzoek of debat.

De internationale discussie die naar aanleiding van Edward Saids boek Oriëntalism (1978) was losgebarsten over de vaak karikaturale wijze waarop in het Westen ‘moslims’ en ‘de Arabische wereld werden afgebeeld als ‘de inferieure Ander’, drong nauwelijks door tot de Nederlandse media, ondanks inspanningen van bijvoorbeeld de werkgroep Media en Racisme (later Media en Migranten) van de Nederlandse Vereniging van Journalisten.

Foto: Jeroen Mirck (cc)

Disclaimers zijn niet voor de sier

Uit opiniepeilingen wordt maar al te vaak nieuws gefabriceerd dat, statistisch gezien, helemaal niet klopt, meent politicoloog Tom Louwerse.

Dan toch maar weer een stukje over peilingen. Leuker kunnen we het niet maken, wel beter. Steen des aanstoots was deze keer de Politieke Barometer van Ipsos:

d66

D66 was dus de grootste partij van Nederland met 28 zetels volgens de peiler. Ipsos is de enige peiler die ook netjes de percentages presenteert: 18,5% van de respondenten gaf aan nu D66 te stemmen. Daarna volgt de VVD met 17,2% (26 zetels).

Maar wacht, denkt de oplettende lezer nu, dat verschil van 1,3% is helemaal niet zo groot. Weten we wel zeker op basis van een onderzoek onder 1004 mensen dat D66 onder de gehele kiesgerechtigde bevolking de grootste is?

Ipsos is de beroerdste niet en geeft zelf aan met welke foutmarges de peiling te maken heeft:

Bij de steekproeven die per peiling worden gebruikt zijn die marges gemiddeld bij de kleine partijen +/- 1% en bij de grootste partijen +/- 2.5%.

Die 2,5% is toch een stuk meer dan het verschil tussen D66 en de VVD. Nu gaat die marge hier niet helemaal op, want strikt genomen moeten we kijken naar de marge van het verschil tussen D66 en VVD. Voor een aselecte steekproef valt die marge voor zo’n verschil eenvoudig uit te rekenen. Ook op die manier blijkt dat we op basis van deze ene peiling helemaal niet kunnen concluderen dat D66 ‘de grootste partij van Nederland is’.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De Volkskrant moet nu ook weer niet laf doen over haar Wilders-berichtgeving.

Afgelopen zaterdag verscheen in de Volkskrant een stuk van Ron Meerhof dat waarschijnlijk was bedoeld als hét antwoord op kritiek op de media en hun berichtgeving over Wilders. Meerhof is lid van de Haagse redactie van de krant en betoogde dat de Volkskrant niet te veel, maar juist te weinig over Wilders schreef. Nu gaf die titel juist niet de inhoud weer van de kritiek op de Volkskrant. Het verwijt aan de media luidt momenteel niet zozeer dat ze teveel schrijven over Wilders, maar te kritiekloos – en daarmee de zaak vaak opblazen. En Meerhof’s wringt zich in tamelijk veel flauwe bochten om zijn eigen verantwoordelijkheid te ontlopen, en tegelijkertijd Wilders de hemel in te prijzen. Het stuk is daarmee niet alleen een beetje flauw, maar ook laf.

Meerhof hanteert de oude truuk van kritiek zogenaamd samenvatten – maar wel op een manier die hem goed uitkomt- en vervolgens afschieten. Zo parafraseert hij de kritiek op media als zouden journalisten “alles wat Wilders meldt tot het uiterste hypen– om te scoren of meer kranten te verkopen“, en serveert die vervolgens af: “Met de verkoop van kranten houden parlementair journalisten zich niet bezig.” Dat gaat lichtelijk voorbij aan wat Mark Elchardus, jaren terug, al signaleerde in zijn boek ‘De Dramademocratie”: dat journalisten en politiek elkaar gevangen houden in een toenemende houdgreep. Je moet “niet onderschatten hoe moeilijk journalisten zich kunnen onttrekken aan een nieuwslawine. Politici en nieuwsjournalisten houden elkaar in een houdgreep. Wilders plan is sensationeel. Het verkoopt. Als jij het niet brengt, komt de concurrentie ermee. Bovendien misken je het ‘sneeuwbaleffect’. Vaak haken prominenten in met een op zichzelf nieuwswaardige reactie. „En dan moet je alsnog door de bocht.”“, aldus Elchardus in het NRC. Daar heeft hij een punt waar veel hoofdredacteuren mee worstelen.