Simplistische symboolpolitiek
Ergens aan het begin van deze nog verse eeuw hebben we in Nederland de rede los gelaten en zijn over gegaan op wat Colbert zo fraai het label “Thruthiness” gaf. Zo ook in de discussie rondom het preventief fouilleren in Amsterdam. Directe aanleiding hiervoor was het overlijden van een juwelier bij een overval.
Dus dan maar preventief fouilleren invoeren. Immers, zo gaat de redenering, dan krijg je minder wapens op straat.
Dat er nog geen enkel onderzoek is dat aantoont dat er daadwerkelijk een relatie is tussen preventief fouilleren en afnemende criminaliteit of wapenbezit, doet even niet ter zake. Feiten mogen je populistische mening niet in de weg staan. Iedereen begrijpt met zijn buik immers dat het moet werken. Een thruthiness dus.
Dus gooien we de grondwet maar weg en gaan we nu lekker massaal inbreuk plegen op de lichamelijke onaantastbaarheid van onschuldige burgers (artikel 11). Alleen om het gevoel te krijgen dat het veiliger wordt. Tot het volgende incident. Maar dan voer je toch gewoon weer een nieuwe symbolische maatregel in? Net als in het verleden de identificatieplicht en het cameratoezicht.
En om dan te verhullen dat je eigenlijk geen goede argumenten hebt, ga je partijen die wel nadenken en met argumenten komen, en dus tegen zijn, uitschelden: “een klap in het gezicht van de ondernemers in West”
Eentje in de categorie “If you are not with us, you are against us”. En de rede verliet stilletjes de kamer.
Terzijde, een goede Nederlandse equivalent van Thruthiness zou wel handig zijn.