Het Nationaal Comité 4 en 5 mei komt op het idee een jongen van vijftien een gedicht te laten voordragen bij de Dodenherdenking, waarin hij erop wijst dat zijn oudoom, als SS-er, een foute en onomkeerbare keuze heeft gemaakt. Ook die oudoom mocht niet worden vergeten. Misschien was het kortzichtig van het genoemde comité om dit gedicht te laten voordragen, want het vervolg was voorspelbaar. Er klonken protesten van het CIDI en het Auschwitzcomité, die vinden dat de Dodenherdenking eigenlijk een slachtofferherdenking moet zijn. Het resultaat is bekend: het gedicht werd teruggenomen.
Het relletje bewijst, om te beginnen, dat we nog steeds onze schouders niet ophalen over de gebeurtenissen, zelfs al liggen ze inmiddels zo’n zeventig jaar achter ons. Het is ook goed dat niemand de jonge dichter ook maar iets kwalijk neemt – de discussie gaat niet over hem of zijn gevoelens, die door alle partijen worden gerespecteerd. Dat is eigenlijk allemaal goed nieuws.
Wat me verder opvalt, is dat, zo gauw het CIDI en het Auschwitzcomité hun verontwaardiging hadden geuit, de discussie verliep volgens het door hen gebruikte sjabloon: een tegenstelling tussen daders en slachtoffers. Nu zijn er uiteraard groepen die uitsluitend daders waren en groepen die uitsluitend slachtoffers waren. Maar in de realiteit waren de grenzen niet zo scherp. Althans, dat heb ik gelezen; ik heb het immers niet meegemaakt.