Recente initiatieven beperken de bewegingsvrijheid van gelovigen. Nu pleit Herman Vuijsje ook nog eens voor een verbod op jongensbesnijdenis. Een oplossing voor een niet bestaand probleem, betoogt Bart Voorzanger.
In NRC’s Opinie en Debat van 8 september 2012 pleit Herman Vuijsje voor een verbod op de besnijdenis van jongens. Daarmee houdt hij een moreel pleidooi, en over moraal valt niet te twisten. Je kunt hoogstens wijzen op ándere situaties waarin een bepaald besluit algemeen aanvaard wordt en dan betogen dat déze situatie voldoende op die andere lijkt om hier datzelfde besluit te nemen – een analogieredenering, altijd een hachelijke onderneming. En je kunt de argumenten voor de door jou bestreden keus ondergraven door te laten zien dat de feitelijke elementen daarin niet kloppen. Vuijsje doet beide, en dat met even weinig resultaat. Zijn analogieën zijn kreupel en zijn feiten deugen niet.
Analogieën
Vuijsje begint z’n verhaal met een uitstapje naar Malawi waar de tienjarige meisjes van sommige stammen door een van opperhoofdswege aangestelde jongeman worden verkracht om ze tot vrouw te maken. Hij doet verder weinig met dit voorbeeld, maar de toon is er aardig mee gezet. Ik zal het hier verder negeren.
Vuijsje vergelijkt jongensbesnijdenis vooral met de weigering door sommige orthodoxe calvinisten hun kinderen te laten vaccineren. Die weigering wordt in ons land nog altijd getolereerd, terwijl hij soms tot stevige gezondheidsrisico’s leidt. Vuijsje meent (op grond van uitspraken van enkele spijtoptanten uit de betrokken gemeenschap – ik hoop dat hij zijn doordeweekse werk grondiger aanpakt) dat het hier gaat om een weigering die voortkomt uit sociale druk, uit angst voor de dominee en de buren, en concludeert dan dat “een consequent afgedwongen vaccinatieplicht door veel orthodox-gereformeerde ouders met een stille zucht zou worden verwelkomd”. Afgezien van dat “veel”, volgt die conclusie inderdaad uit zijn premissen, maar dat “veel” is wel cruciaal. De conclusie hangt dus nog even in de lucht.