COLUMN - Het zal wel in uw agenda voorgedrukt staan: op 6 januari is het ‘epifanie’. Dat is de antieke naam voor de verschijning van een godheid. In een christelijke context wordt dat doorgaans geassocieerd met de aanbidding van de pasgeboren Jezus door de wijzen uit het oosten. Zij hadden een ster gevolgd die, zoals de evangelist Matteüs het beschrijft, de geboorte van een koning der Joden aankondigde.

Giotto, De aanbidding der wijzen
Er wordt al eeuwen gespeculeerd wat dat hemelteken kan zijn geweest. Giotto, die in 1301 de komeet van Halley had gezien, schilderde een staartster in de Scrovegni-kapel; Johannes Kepler meende dat het een drievoudige samenstand was van de planeten Jupiter en Saturnus; in recentere tijden is geopperd dat het een supernova was. Even leek een oplossing in zicht, toen spijkerschriftspecialisten de Mesopotamische voortekencatalogus uitgaven, maar een hemelteken dat de sterrenwichelaars verplichtte af te reizen richting buitenland, zat er niet bij. Kortom, er is nooit een hemelteken gevonden dat werkelijk ‘past’. Een overzicht van de theorieën vindt u hier.
Dat overzicht is gemaakt door mijn vriend Jan Pieter, die er nooit een geheim van heeft gemaakt christen te zijn. Voor hem heeft de Bijbel een speciale status en hoewel hij zeker niet alles letterlijk neemt, gaat hij ervan uit dat er werkelijk iets aan de hemel te zien is geweest. Ik denk van niet, omdat Matteüs het betreffende gedeelte van zijn evangelie zó heeft geconstrueerd dat een reeks voorspellingen in vervulling gaat, waarvan de opvallendste is dat de ‘zoon van David’ afkomstig moet zijn uit Betlehem. Andere profetieën zijn dat geweeklaag zal klinken in Rama, dat God zijn zoon uit Egypte zal roepen en dat de komst van de messias gepaard zal gaan met de verschijning van een ster. Dit geldt als hét messiaanse motief bij uitstek.