Zoekresultaten voor

'recensie'

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Daar staat mijn huis

‘Pas in de jaren van1948 tot 1951 werd ik me bewust van de tragedie van mannen die niet in staat zijn om de controle over hun leven te behouden en de veiligheid van hun kinderen te waarborgen’.

Vlak voor de boekenweek verscheen er een dun boekje van Hans Keilson (1909). Het bevat herinneringen die hij in de jaren negentig opschreef en dicteerde. Ze werden onlangs teruggevonden in zijn archief. Deze Nederlandse vertaling van ‘Da steht mein Haus’ is een wereldprimeur. De oorspronkelijke Duitse editie zal later dit jaar bij Fischer Verlag verschijnen

In ‘Daar staat mijn huis’ gaat Hans Keilson terug naar zijn jeugd. Hij beschrijft hoe het was om als Joods kind op te groeien een klein stadje in het oosten van Duitsland en hoe de weerzin tegen de kleine Joodse gemeenschap in Freienwalde (Oder) langzaam aan voelbaar werd. Aanvankelijk merkte hij weinig van het antisemitisme, maar op het gymnasium kreeg hij te maken met hatelijke uitvallen van zijn klasgenoten.

Een van de mooiste hoofdstukjes gaat over de bekoorlijke omgeving van Freienwalde, het Bronnendal en de beboste heuvels. Hij haalt herinneringen op aan het schaatsen op de meren. Hans schaatste niet gewoon baantjes, nee, hij deed het wild, alsof hij trainde voor een kampioenschap. Hij scheurde op zijn ijzers dwars door de slome massa recreatierijders heen. O, wat wilde Hans graag gezien worden: ‘Er was menig meisje aan wie ik graag mijn kunsten getoond had. Maar toen begon meteen al het probleem van het kiezen. Er waren in onze gemeente geen Joodse meisjes in de geschikte leeftijdscategorie. En bij andere meisjes waren al de eerste tekenen van terughoudendheid merkbaar.’

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | De gekroonde republiek

Een gastbijdrage van GB van Publiekrecht & Politiek.

Je weet ongeveer wat je van een boek van Fasseur, een van de Koninklijke Rechtzetters, kan verwachten. Je hoeft zo’n boek niet te lezen, dus eigenlijk moet je dan niet zeuren als je het toch leest. Desalniettemin: Fasseur maakt het in zijn meest recente boek wel erg bont met zijn pogingen om de Oranjes solide op het schild te zetten.

De eerste taak die Fasseur op zich neemt is het corrigeren van de beeldvorming van Koning Willem I, II en III. Sinds het boek Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren hangt het imago van deze Oranjevorsten er toch enigzins rafelig bij. Beatrix had al laten weten afstand van het boek te nemen, maar de televisieserie De Troon deed het boek nog eens dunnetjes over. En nu rukt Fasseur uit om de boel recht te zetten, zonder overigens het boek of de serie te noemen. Willem I was geen machtswellusteling maar een hardwerkende koning, ‘met nobele bedoelingen bezield’; de troon en het koningschap werden hem ook maar aangeboden. En de arme man maar honderden stukken lezen op Eerste Kerstdag, zoals Fasseur beschrijft.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Brave burgers gezocht

De overheid is geen geluksmachine, heeft premier Rutte bij herhaling gezegd. U, de burger, moet het zelf gaan doen. Rutte spreekt zich uit als een klassieke liberaal, die vindt dat de taken van de overheid beperkt moeten blijven. Een goede overheid, is een kleine overheid.

De praktische uitwerking van dit gedachtegoed is echter geen breuk met de kabinetten Balkenende. Ook die vonden dat de overheid de afgelopen decennia teveel taken bijeen gehamsterd heeft en die niet allemaal meer kan dragen. De burger is aan zet en moet meedoen. Er wordt daarom voorzichtig al gesproken van een participatiestaat.

De participerende burger, zijn verlangens en vermogens en de verwachtingen die de overheid van hem koestert zijn de thema’s van het Brave Burgers Gezocht: De Grenzen van de Activerende Overheid, het nieuwe jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, onder redactie van sociologen Imrat Verhoeven en Marcel Ham. Het boek is in december uitgekomen, maar kwam via een aantal transatlantische omzwervingen onlangs op mijn bureau. Niettemin is Brave Burgers alleen maar actueler geworden, vandaar alsnog deze bespreking.

Een van de opvallende ontwikkelingen in het afgelopen decennium is dat de burger zoveel moet. De redacteuren zien daarbij twee ontwikkelingen aan het werk. Ten eerste de verschuiving van een terugtrekkende naar een heroptredende overheid. Burgers moeten hun eigen problemen oplossen en liefst ook een aantal problemen die van oudsher onder de verantwoordelijkheid van de staat vallen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | 45 miljoen doden

Mao’s Grote Sprong (1958-1962) was een grootschalig communistisch avontuur, bedoeld  om agrarisch China in hoog tempo om te vormen tot een industriële grootmacht, die zou kunnen wedijveren met de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië. Het experiment van boerenzoon Mao, een voluntarist zonder economische opleiding, ontaardde in de meest dramatische periode uit de 62-jarige geschiedenis van de Volksrepubliek.

Frank Dikötter is sinoloog, van Nederlandse origine en professor aan de universiteiten van Hongkong en Londen. Hoewel die hongersnood nog altijd taboe is in het huidige China, waar vetklinieken voor tieners van 100 tot 300 kilo het omgekeerd fenomeen vormen, mocht de auteur een resem provinciale archieven inkijken. De centrale archieven van de CCP in Beijing zullen wellicht pas in de verre toekomst toegankelijk zijn.

Die provinciale archieven bevatten schrijnende getuigenissen en doen Dikötter concluderen dat het dodental 45 miljoen was in plaats van 30 miljoen, zoals tot nu toe verondersteld werd.

De auteur geeft eerst een algemeen chronologisch overzicht van de gebeurtenissen in China, de SU en zijn bondgenoten, van 1949 tot 1966.Daarbij zien we dat Mao en andere partijleiders de SU bezochten in 1949 en 1957 en Chroesjtsjov naar Beijing kwam in 1958. Tijdens de ontmoeting in november 1957 voorspelde Chroesjtsjov de zijn land de VSA zou inhalen in 15 jaar tijd en dat China hetzelfde zou doen met Groot-Brittannië. De tweede voorspelling kwam uit, maar dan in 50 jaar.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Jij bent het Céline Dion

‘Dit is niet mijn 1e brief. Ik heb je al 3 dingen geschreven. Maar ik heb nog geen antwoord van jou (…) Dus ga ik je deze brief zelf geven. Want ik kom naar je toe Céline! Eindelijk. Ik zou al eerder naar je show. Ik had genoeg gespaard met mijn baan. Er kwam alleen iets tussen. Maar dat is nu opgelost’.

Met haar debuut Of hoe waarom toonde Hanna Bervoets haar schrijftalent. De hoofdpersoon Flora maakt in Bervoets nieuwe roman Lieve Céline plaats van de drieëntwintigjarige Brooke met een passie voor zangeres Céline Dion. Lieve Céline is serieuzer en meer in de stijl van haar wekelijkse column in Volkskrant Magazine, die zich kenmerkt door humoristische beschrijvingen van hedendaagse, herkenbare situaties.

De jonge, laagbegaafde Brooke woont met haar moeder Pamela en zus Sue in Amsterdam-Noord. Brooke presteert niet goed op school. Wanneer haar moeder na een ouderavond thuiskomt met enkel het rapport van Sue, zegt ze tegen Brooke: ‘Laat niemand je ooit vertellen dat je anders bent. En ook niet dat je speciaal bent, want speciaal is een woord dat mensen gebruiken die niet durven te zeggen wat ze willen zeggen en dan maar iets anders zeggen terwijl ze hetzelfde bedoelen, snap je?’. Brooke moet naar een speciale school. Dit is echter niet voor lang want het is er koud en de mensen zijn er onaardig.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Culinaire troost

culinaire troostWeinig mensen zullen graag op begrafenissen komen of er zelfs maar graag aan denken. Je moet dan ook best wel lef hebben om een boek te schrijven over een onderwerp waar menigeen zich ongemakkelijk bij zal voelen als culinaire troost rond uitvaarten. Jeanette Diepenbroek deed het.

’t Is nog een leuk boekje ook. Gelukkig maar, want goed rouwen is belangrijk en een goede maaltijd kan daar uitstekend bij helpen. En dat geldt óók voor nuchtere Nederlanders, die de uitvaart zo dikwijls afdoen met een kopje (slechte) koffie en een plakje (matige) cake. Want dat Nederlanders rondom het thema van de dood nuchter zijn, kun je in deze tijd met al zijn stille tochten toch nauwelijks volhouden. Wat dat betreft is het back to the future, want eeuwen geleden moet het op begraafplaatsen een dolle boel zijn geweest. Men kwam er graag bijeen voor handel, cultuur, spel, drank en zelfs seks, vertelt Diepenbroek in Wat eet je op een begrafenis? Culinaire Troost.

Eén ding gebeurt overal ter wereld op uitvaarten: er wordt gegeten en gedronken. Heel soms is dat sober, maar meestal uitbundig. In veel culturen lijkt de uitvaartwens van Jacques Brel zoals hij die uitte in het onsterfelijke Le Moribond (“maak er een dolle boel van”) een vanzelfsprekendheid van de eerste orde.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Murder City

I have been looking for some solid analysis regarding the mass killings of Ciudad Juarez, so, naturally, I downloaded Charles Bowden’s Murder City: Ciudad Juarez and The Global Economy’s New Killing Fields.

This book is not Juarez 101. It is not a journalistic or analytical account of what happens there. It is more a personal journey, with lots of stream of consciousness writing. The narrative, if there is one, is not linear but disjointed (although there is a “death calendar” appendix, that lists the dead over a one-year period). There is a lot about the writer himself, what he felt, his own reactions, etc. That is the part of the book that I did not like. It made me want to shout “dude, this is not about YOU!”

As much as I understand that extreme violence at that depicted in the book has to take a toll on one’s sanity, he was still in the privileged position of being able to cross the border back in the US and rejoin his comfortable life at any time, as opposed to the people stuck in that non-stop violent world. So, no, I did not care one bit about his feelings.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Komedie in mineur

Wim en Marie zijn twintigers, ze zijn drie jaar getrouwd en kinderloos. Marie is aanvankelijk wat huiverig om een onderduiker in huis te nemen, maar volgens Wim is het de enige manier om iets te doen, om te laten zien dat zij tegen zijn. Een dag later stemt Marie toe. Al de volgende avond wordt Nico bij hen afgeleverd, een oudere Joodse man. Ze bieden hem de mooiste kamer aan, met uitzicht over de uitgestrekte landerijen en in de verte de zee. Ze zorgen voor Nico als een gezinslid. Overdag zit hij boven op zijn kamer, ’s avonds komt hij naar beneden voor de gezamenlijke maaltijd en wat gezelligheid. “Zo’n poosje beneden was voor hem als een vakantie in een ander land”.

Het echtpaar en hun onderduiker raken aan elkaar gewend. Hun omgang is altijd vol respect, maar er zijn momenten dat het dicht op elkaar leven en het gebrek aan vrijheid irritaties oproepen. Keilson beschrijft in Komedie in Mineur prachtig hoe Nico zijn kleine irritaties jegens zijn gastheer projecteert op een mooie vaas die Wim op de veiling heeft weten te tikken.  “…in die uren van de zwartste wanhoop had Nico die vaas wel kapot kunnen slaan als hij hem hier op zijn kamer had gehad. Maar hij kon er niet bij en er bleef hem niets anders over dan hem te haten. Die vaas werd een symbool, hij haatte het symbool en hij haatte de mensen die in vreugde dit symbool bezaten”.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Catharina de Grote

Catharina II is het onderwerp van de biografie van Simon Dixon, Catharina de Grote. Catharina, eigenlijk Sophie Auguste Frederike van Anhalt-Zerbst (1729), werd grootvorstin van Rusland van 1744 tot 1761 en tsarina van 1762 tot 1796. Ze was geboren in Stettin (nu Polen), toen het  onbeduidend Duitse  vorstendom Anhalt. Toch slaagde ze erin te trouwen met Peter III, die maar even tsaar was (1761-1762) en toen vermoord werd. Catharina speelde de baas over hem en over haar twaalf steeds jongere minnaars.

Zij correspondeerde met bekende filosofen zoals Voltaire en Diderot en ze maakte veel indruk op Voltaire , hoewel ze elkaar nooit ontmoet hebben. Ze kocht de boeken  van beide filosofen op voor de Hermitage. In het boek staan tientallen voorbeelden van brieven van Catharina aan Voltaire, maar helaas geen van Voltaire aan haar.

Maar in Rusland, Oekraïne en Polen  was haar beleid niet zo verlicht. En de Franse Revolutie was een schok voor haar, zeker toen ze in april 1792 doodsbedreigingen kreeg van Franse revolutionairen. Het was voor haar een reden om de teugels van haar regime  nog strakker in handen te houden. Ze verrijkte de Hermitage met ruim duizend westerse schilderijen, onder meer van Rubens en Rembrandt.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Theatrical representation

Met deze briljante en rake typering bezegelde Alexis de Tocqueville in een brief aan Beaumont meer dan 150 jaar geleden al het lot van de democratie zoals wij haar kennen. Gisteravond was ik bij de boekpresentatie van Albert Jan Kruiter’s boek “Mild despotisme”. Mild despotisme begon als proefschrift en dat proefschrift is nu geculmineerd tot een lijvig boek over de staat van onze democratie.

Kruiter vertelde bij de presentatie van zijn boek hoe hij in de afgelopen jaren talloze voorbeelden heeft verzameld van een falende en vooral een doorgeslagen overheid. Nadat hij vele naslagwerken over democratische theorie doorgeworsteld had om toch enige duiding te kunnen toekennen aan deze falende overheid, vond hij in zijn eigen boekenkast “Democratie in Amerika” van Alexis de Tocquevile. En zo werd hij gegrepen door deze negentiende-eeuwse filosoof. Zijn proefschrift heeft zich gericht op de Tocqueville’s veronderstelling dat de moderne democratie uiteindelijk zal vervallen tot een vorm van mild despotisme. Dat mild despotisme is volgens De Tocqueville: “een onbeheersbare, centrale en bureaucratische overheid die een individualistische samenleving in toom probeert te houden, terwijl een individualistische samenleving bureaucratie over zich afroept”.

Deze centrale these vormt de ruggegraat van het boek. Kruiter analyseert tot in groot detail hoe de filosofie van de Tocqueville toepasbaar is op wat de hedendaagse burger ervaart als een crisis van de democratie. Een representatieve democratie waarin de burger zich steeds minder vertegenwoordigd voelt, terwijl de politiek zich paradoxaal genoeg steeds meer als verlengstuk van de mening van de burger opstelt. Kruiter stelt dan ook dan de kloof tussen de burger en de politiek niet te groot, maar juist te klein is. Geen politicus die het in zijn hoofd haalt om tegen de wil van het volk in te gaan, vooral uit angst voor het verlies van de volatiele kiezersgunst.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Vechten met een gasballon

De Eerste Wereldoorlog staat traditioneel geboekstaafd als een langdurig conflict in de loopgraven van West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk plus op vele andere plaatsen in Europa en in heel de wereld. De luchtgevechten tussen Belgen, Fransen en Britten enerzijds en Duitsers anderzijds kregen altijd veel minder aandacht. Toch is er al genoeg over gepubliceerd blijkt uit de gespecialiseerde bibliografie, waarmee Bernard Deneckere zijn studie Luchtoorlog boven België afsluit.

Deneckere beschrijft als eerste de luchtoorlog van 1914, met andere woorden de eerste vijf maanden van de Eerste Wereldoorlog. Hij legt niet uit waarom hij niets zegt over de volgende drie jaar. Hij begint met een overzicht van de luchtmachten van België, Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog.

De eerste vlucht met een vliegtuig werd verwezenlijkt door de gebroeders Wright in 1903, dus nauwelijks 11 jaar voor het grote conflict. De eerste oversteek van het Kanaal vond plaats in 1908. Het Belgische leger startte in 1913 met luchtvaart in Brasschaat. Ballonvaart had men al sinds 1887. België begon de oorlog met circa 20 vliegtuigen, waarvan de helft eigendom was van de (al dan niet adellijke ) piloot. Duitsland had circa 250 toestellen, meer dan Frankrijk, Engeland en België samen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Boekrecensie | Weermannen en noordrasmeisjes

Wederom een gastbijdrage van Jef Abbeel.

Op korte tijd verschenen twee boeken over de sport in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eén populair en onvolledig van Ad van Liempt en Jan Luitzen, Sport in de oorlog: meer verzetje dan verzet. Eén wetenschappelijk en degelijk van André Swijtink, Sportman doet niet aan politiek.

Swijtink  herwerkte zijn proefschrift uit 1992 en vulde het aan. Hij toont aan dat de sport tijdens de oorlog een opmerkelijk revival kende: de ledenaantallen van de sportbonden groeiden spectaculair en in 1943 werden dubbel zoveel plaatsbewijzen verkocht aan supporters als in 1940: 8 miljoen tegenover 4 miljoen. De bokssport bloeide als nooit tevoren en in 1944 hadden de Nederlandse dames met ondermeer Fanny Blankers-Koen 6 van de 13 wereldrecords atletiek in handen.

De sport fungeerde dus als uitlaatklep en de Duitse bezetter zag dit graag gebeuren. Die beschouwde de sport ook als belangrijk voor de lichamelijke ontwikkeling van “weermannen” en van “noordrasmeisjes”.

jesse owensSwijtink vertelt ook over de sportbetrekkingen tussen Nederland  en Duitsland  voor, tijdens en na de oorlog: er werden vraagtekens gezet bij de Olympische Spelen van 1936  in Berlijn, maar uiteindelijk gingen bijna alle sporters ernaar toe. Tinus Osendarp, toen de snelste blanke sprinter, werd twee keer 3e, op de 100 en de 200 m, telkens achter twee zwarte Amerikanen. Op het podium stond hij dus naast Jesse Owens, die vier medailles won. Hitler feliciteerde hem niet, maar hij deed dat bij bijna geen enkele winnaar, nadat het I.O.C. hem verplicht had iedereen of niemand te feliciteren.

Vorige Volgende