Mogelijkheden én risico’s van een overshoot-scenario in het klimaatbeleid

LONGREAD - Inzake het klimaatbeleid moeten we ons niet in slaap laten sussen door (te) optimistische, economische scenario’s, meent Hans Custers. De noodrem die ooit in die scenario’s werd meegenomen is daardoor ondertussen bittere noodzaak geworden. Terwijl die nog ontwikkeld moet worden. Het brengt een enorm risico met zich met dat vooral de allerarmsten die pineut worden.

“A world that returns to 1.5°C after decades above that level will potentially be a very different world from the one before exceedance.”

Dit citaat komt uit een uitgebreid overzichtsartikel in Annual Reviews, over zogenoemde overshoot-scenario’s. Dat zijn scenario’s waarin de doelstelling van het Akkoord van Parijs – de opwarming (gemiddeld over een langere periode, meestal 20 jaar) beperken tot 1,5 °C boven de pre-industriële temperatuur – weliswaar wordt gehaald, maar wel na een tijdelijke overschrijding van die grens. Het maakt duidelijk dat niet alleen het halen van de doelstelling op zich van invloed is op de gevolgen en risico’s van klimaatverandering, maar ook de weg ernaartoe. Ook een tijdelijke overschrijding van anderhalve graad heeft gevolgen, die niet allemaal omkeerbaar zijn. Of alleen met een aanzienlijke vertraging. Natuurlijk wordt het ook moeilijker om de doelstelling te halen, naarmate de tijdelijke overschrijding groter wordt. En dus blijft het hoe dan ook topprioriteit om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, zo snel als het maar kan. Overschrijding van de anderhalve graad is geen reden om die ambitie op te geven.

Schematische weergave van de temperatuur en CO2-uitstoot in een overshoot-scenario. Bron: WMO, Understanding the IPCC Special Report on 1.5°C.

De anderhalve graad van Parijs is niet meer te halen zonder een tijdelijke overschrijding. Of er moet iets heel uitzonderlijks gebeuren, maar je moet ook een uitzonderlijke optimist zijn om daar nog in te geloven. (Of een uitzonderlijke pessimist. Want er zijn ook wel wat ultieme rampscenario’s te bedenken waardoor het toch nog zou kunnen.) Met de huidige uitstoot zouden we binnen vier jaar (ruim drie jaar volgens een preprint van de meest recente schatting) het koolstofbudget opmaken dat we nog hebben om 50 procent kans te maken om onder de anderhalve graad te blijven. Vanwege de traagheid in het klimaatsysteem kan het iets langer duren tot we door die grens van anderhalve graad schieten, maar vermoedelijk is het binnen 5 tot 10 jaar zover.

Maatregelen om op grote schaal CO₂ uit de atmosfeer te halen zullen binnen enkele decennia bittere noodzaak zijn. Niet eens om de temperatuur naar beneden te krijgen, maar ook om een verdere stijging ervan te voorkomen. Het is namelijk niet de verwachting dat alle economische sectoren hun uitstoot van broeikasgassen in de loop van deze eeuw helemaal zullen stoppen. De uitstoot van die ‘hard to abate’ sectoren moet gecompenseerd worden door zogenoemde negatieve emissies, om op netto nul uit te komen en zo de gemiddelde wereldtemperatuur te stabiliseren. Om de temperatuur na een overshoot weer omlaag te krijgen, is een verdere opschaling van die negatieve emissies nodig. Daarnaast zou een sterke reductie van de uitstoot van methaan bij kunnen dragen, vanwege de korte verblijftijd ervan in de atmosfeer. (Maatregelen zoals zonnestralingsbeheer blijven in het overzichtsartikel buiten beschouwing en zal ik ook hier verder niet bespreken.)

De auteurs wijzen erop dat wetenschappers en beleidsmakers op een andere manier naar overshoot moeten gaan kijken. Het begrip is al enige tijd aanwezig in de literatuur, maar niet of nauwelijks in het publieke debat. En in de wereld van wetenschap en beleid werd het tot nu toe behandeld als een concept dat in een verre toekomst mogelijk van belang kan zijn. Maar ondertussen is die toekomst helemaal niet meer zo ver weg. Het is daarom hoog tijd om het concept te concretiseren. Dat betekent onder meer dat er onderzoek nodig is naar zaken als technische en economische haalbaarheid, van de gevolgen en risico’s van ingrepen die nodig zijn om de temperatuur omlaag te brengen na een overshoot, en van de effectiviteit van die maatregelen.

Kan het technisch?

De eerste vraag die dan beantwoord moet worden is: kan het eigenlijk wel? De meeste scenariostudies nemen aan dat het technisch mogelijk is, maar zeker is dat niet. Het simpele feit is namelijk dat CO₂-verwijdering nog in de verste verte niet wordt toegepast op de schaal die nodig zal zijn. Er zullen grenzen zijn aan wat er kan. En natuurlijk brengen alle mogelijke oplossingen ook hun problemen met zich mee. Voor herbebossing zijn land en water nodig, die dan niet meer gebruikt kunnen worden voor iets anders, zoals het verbouwen van voedsel. Terwijl in sommige delen van de wereld de beschikbaarheid van voedsel en water toch al onder druk zullen staan, door veranderende weerpatronen en een toename van weersextremen. Ook voor productie van biobrandstoffen gecombineerd met het afvangen en opslaan van CO₂ is veel land en water nodig. En direct afvangen van CO₂ uit de atmosfeer kost veel energie.

De landbouw is de belangrijkste uitstoter van methaan. Drastische ingrepen in de veehouderij en de rijstteelt zouden een snelle reductie van de uitstoot kunnen bewerkstelligen en daarmee bij kunnen dragen aan mitigatie. De complicaties liggen hier niet zozeer op het technische, maar vooral op het maatschappelijke en politieke vlak. Er wordt ook gedacht over mogelijkheden om methaan uit de atmosfeer te verwijderen, bijvoorbeeld door de afbraak ervan te bevorderen, maar de ideeën hierover zijn nog weinig concreet.

Hoeveel de temperatuur na een piek weer omlaag te brengen is, hangt ook af van mogelijke na-ijleffecten in het klimaatsysteem. Niet alles in het systeem is direct helemaal in evenwicht op het moment dat de uitstoot van broeikasgassen netto-nul bereikt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de stralingsbalans bovenaan de atmosfeer, en het evenwicht tussen de CO₂-concentratie in de atmosfeer en in de bovenlaag van de oceaan. Deze twee na-ijleffecten werken ieder een andere kant op en zullen elkaar dus deels compenseren. Maar er kan een restje opwarming of afkoeling overblijven. Het zou dus enigszins mee- of tegen kunnen vallen wat we zelf moeten doen om na een overshoot toch nog op of onder anderhalve graad uit te komen aan het eind van deze eeuw. Experts verwachten dat we in elk geval onder de 1,8 °C moeten blijven, om een redelijke kans te maken dat dat lukt. Op dit moment ligt de wereldpolitiek nog allerminst op koers om dat te halen.

Politiek en economie

Politieke en economische haalbaarheid hangen nauw met elkaar samen. CO₂ uit de atmosfeer verwijderen kost geld, en dat zal uiteindelijk betaald moeten worden, waarschijnlijk (deels) met publiek geld. Arme landen zullen terecht vinden dat de verantwoordelijkheid daarvoor vooral bij de rijke landen ligt, omdat die immers ook verantwoordelijk zijn voor het overgrote deel van de historische uitstoot. Maar je hoeft maar even naar de huidige toestand van de wereldpolitiek te kijken, om te beseffen dat het niet vanzelfsprekend is dat alle rijke landen daar zin in hebben. Een ander risico is dat landen die wel investeren in negatieve emissies vinden dat ze daarmee genoeg doen (ofwel: genoeg geld uitgeven aan klimaatbeleid), en dus minder geneigd zijn om hulp bieden aan arme landen voor adaptatie. Terwijl die hulp juist hard nodig is in de periode waarin de temperatuur piekt, omdat weersextremen juist dan voor veel schade zullen zorgen. Grote schade tijdens die periode zou een blijvende invloed kunnen hebben voor arme regio’s, als die de economie zo verzwakt dat er onvoldoende middelen overblijven voor herstel. De economische effecten kunnen dan veel langduriger zijn dan de periode waarin de anderhalve graad werkelijk wordt overschreden.

Aan de andere kant zou een succesvolle adaptatie aan de omstandigheden tijdens de temperatuurpiek, voor langere tijd positieve gevolgen kunnen hebben, bijvoorbeeld als ze een maatschappij minder kwetsbaar maken voor extreem weer. De tijdelijkheid van een temperatuurpiek moet dan niet als excuus worden gebruikt om gedurende die periode hogere risico’s te accepteren. Terwijl dat een verleidelijk verhaal zou kunnen zijn voor politici: even door de zure appel heen bijten, want over een tijd wordt het vanzelf weer beter.

Overshoot wordt niet benoemd in het Akkoord van Parijs. In dat Akkoord is de doelstelling vastgelegd voor de opwarming in 2100. Er is niet expliciet vastgelegd dat een tijdelijke overschrijding van het einddoel acceptabel is, maar het wordt ook niet uitgesloten. En er zijn ook geen grenzen vastgesteld voor hoe hoog die tijdelijke overschrijding mag zijn, of hoe lang die mag duren. Het ontbreken van dergelijke afspraken zou de komende decennia door politici als excuus gebruikt kunnen worden om de benodigde mitigatie voor zich uit te blijven schuiven. Het zal duidelijk zijn dat dat onwenselijk is.

Gevolgen en risico’s

Naar verwachting zullen onder meer de gemiddelde wereldtemperatuur en hoeveelheid neerslag vrij snel reageren op een afname van de broeikasgasconcentraties, na een piek. Er is geen reden om aan te nemen dat het effect van zo’n afname veel kleiner (of groter) zal zijn dan dat van eenzelfde toename daarvoor. Significante onomkeerbare veranderingen in de temperatuur of neerslag op wereldschaal zijn er dus niet te verwachten als gevolg van een overshoot. Op regionale schaal kan dat anders zijn. Daar kan de route die we volgen naar de anderhalve graad wel degelijk van invloed zijn, vooral omdat circulatiepatronen in de oceaan of de atmosfeer na een verandering mogelijk niet terugkeren naar hun eerdere toestand. Of het gebeurt heel traag. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn met de thermohaliene circulatie in de Atlantische Oceaan.

Hoeveel en hoe snel de zeespiegel de komende eeuwen en millennia zal stijgen, hangt af van de opwarming op lange termijn. Die stijging zit dus al grotendeels ‘ingebakken’ in de opwarming die al heeft plaatsgevonden. Vanwege de traagheid in oceanen en ijskappen zou je aan kunnen nemen dat een tijdelijke temperatuurpiek hier niet zoveel invloed op heeft, en dat met name de opwarming op lange termijn bepalend is. Maar het zou anders uit kunnen vallen als tijdens die piek een kantelpunt wordt gepasseerd, met onomkeerbare gevolgen voor een deel van een ijskap.

Het risico op het passeren van kantelpunten in bijvoorbeeld ijskappen, berggletsjers, permafrost-gebieden of het Amazonewoud neemt toe, naarmate de anderhalve graad meer en langer wordt overschreden. Een terugkeer naar anderhalve graad in 2100 is dus geen garantie dat er geen kantelpunt wordt gepasseerd. Er is in wetenschappelijke kring bijvoorbeeld aanzienlijke bezorgdheid over de stabiliteit van ijskappen, zelfs als de temperatuur onder de anderhalve graad blijft. Als er kantelpunten worden gepasseerd zijn de ingrijpende gevolgen onomkeerbaar, op een tijdschaal van eeuwen tot millennia.

Andere onomkeerbare gevolgen van een tijdelijke piek van de gemiddelde wereldtemperatuur zijn welhaast een zekerheid. Mensen die overlijden door extreme weersverschijnselen komen niet meer terug. Hetzelfde geldt voor soorten die uitsterven, en cultuurhistorisch erfgoed dat verloren gaat. Als mensen wegtrekken uit gebieden die tijdens de temperatuurpiek steeds minder leefbaar worden, zullen die later niet zomaar weer terugkeren. Sociaaleconomische gevolgen van klimaatrampen (zoals overstromingen of droogteperiodes) kunnen lang aanhouden, zeker in arme regio’s. Ecosystemen die verdwijnen of aangetast worden herstellen zich niet, of heel langzaam.

Conclusie

Het ziet ernaar uit dat een tijdelijke overschrijding van de anderhalve graad de minst slechte optie is die we nog hebben. Om te voldoen aan de doelstellingen van Parijs, maar ook om de gevolgen van klimaatverandering enigszins binnen te perken te houden. Dat ‘minst slecht’ is met name van toepassing op de rijke landen. Die zijn vooralsnog niet van plan om halsoverkop hun uitstoot af te bouwen, én ze hebben de beste mogelijkheden om zich aan te passen aan het veranderende klimaat. De armsten in de wereld zijn het meest kwetsbaar voor klimaatverandering, en zullen dus ook de hardste klappen krijgen tijdens een tijdelijke temperatuurpiek. Onder meer omdat zij grotendeels afhankelijk zijn van lokale landbouw, geen reserves hebben om een moeilijke tijd door te komen, zich geen verzekeringen kunnen veroorloven, of geen veilige schuilplaatsen hebben voor extreem weer; maar ook omdat zij de financiële en andere middelen missen voor noodzakelijke adaptatiemaatregelen.

De nagenoeg onvermijdelijke overshoot brengt het risico met zich mee dat de ongelijkheid in de wereld erdoor wordt vergroot. Tenzij het rijke deel van de wereld zijn verantwoordelijkheid neemt.

[overgenomen van Klimaatveranda]

Reacties (2)

#1 cerridwen

De nagenoeg onvermijdelijke overshoot brengt het risico met zich mee dat de ongelijkheid in de wereld erdoor wordt vergroot. Tenzij het rijke deel van de wereld zijn verantwoordelijkheid neemt.

Het is hoog tijd om het contrast tussen ‘rijke’ en ‘arme’ landen los te laten in het debat over het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Niet alleen zijn de meeste landen in de wereld rijk noch arm, maar ergens daartussenin, ook hebben de rijkste landen in de wereld inmiddels stevige stappen gezet in de reductie van broeikasgassen, zodanig dat de meeste uitstoot inmiddels uit middeninkomenslanden komt (vooral China, maar ook India en andere grote Aziatische landen).

Aangezien deze trend zich alleen maar gaat doorzetten de komende jaren, wordt de invloed van de rijke landen op het verder terug dringen van de uitstoot kleiner. Veel rijke landen hebben hun verantwoordelijkheid inmiddels genomen, nu moeten China en India dat ook gaan doen.

De armsten in de wereld zijn het meest kwetsbaar voor klimaatverandering, en zullen dus ook de hardste klappen krijgen tijdens een tijdelijke temperatuurpiek.

Ik vraag me dit toch af. Wat namelijk vergeten wordt, is dat deze arme landen, omdat ze arm zijn, ook al heel kwetsbaar zijn voor weersextremen in het huidige klimaat. De uitdaging om de bevolking te beschermen is er dus ook al zonder de extra kwetsbaarheid door klimaatverandering. En in verhouding weegt de huidige kwetsbaarheid veel zwaarder dan wat er bij komt, en dus compenseert de winst die te behalen valt door economische groei en vandaaruit meer weerbaarheid tegen het weer ruimschoots de extra kwetsbaarheid door klimaatverandering, in veel gevallen.
Neem Bangladesh. In 1970 overleden 500.000 mensen door een zware cycloon. In 2007 overleden 4000 mensen door een cycloon met een zelfs nog iets hogere windsnelheid. Het extra risico van klimaatverandering is niet zodanig dat het ons terugbrengt naar 1970, of zelfs maar in de buurt.
https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC3302549/

Dus ja, arme landen hebben onze hulp nodig, met weersaptatie, maar vooral ook met economische groei door middel van groene energie, zodat ze zelf hun bevolking kunnen beschermen tegen extreem weer.

#1.1 Hans Custers - Reactie op #1

Wat een onzin sla je weer uit. Je wekt niet de indruk dat je het stuk echt met veel interesse hebt gelezen. En lijkt vooral weer op een karikatuur ervan te reageren. Alsof er zou staan dat bij voorbaat alles hopeloos is. Dat staat er helemaal niet. Het gaat wel over de risico’s van een tijdelijke opwarming boven anderhalve graad. En dus onder meer over risico’s die er zijn als er onvoldoende wordt geanticipeerd op die opwarming door beleidsmakers. Hopelijk begrijpen de meeste beleidsmakers dat wel, in plaats van zo hard in de ontkenning te schieten.

Het blog is trouwens gebaseerd op een lang artikel, dat een uitgebreid overzicht geeft van wat hierover in de wetenschappelijke literatuur is geschreven. Geloof je nou echt dat jij het allemaal beter weet dan al die wetenschappers bij elkaar?

Nog even wat details.

Niet alleen zijn de meeste landen in de wereld rijk noch arm, maar ergens daartussenin,

So what? Bestaan er daarom geen enorme verschillen in rijkdom meer?

ook hebben de rijkste landen in de wereld inmiddels stevige stappen gezet in de reductie van broeikasgassen

In de verste verte niet genoeg om onder anderhalve graad te blijven. En er is hoe dan ook een grote historische verantwoordelijkheid, vanwege uitstoot uit het verleden. Bovendien heb ik nergens beweerd dat rijke landen als enige verantwoordelijk zijn. En gaat het hier vooral over mogelijkheden die er zijn om zich aan te passen.

Ik vraag me dit toch af. Ik vraag me dit toch af. Wat namelijk vergeten wordt, is dat deze arme landen, omdat ze arm zijn, ook al heel kwetsbaar zijn voor weersextremen in het huidige klimaat.

En dus? Omdat ze nu al kwetsbaar zijn kunnen zijn aanpassingen aan veranderingen juist makkelijk?

En in verhouding weegt de huidige kwetsbaarheid veel zwaarder dan wat er bij komt

Als mensen nu al grote moeite hebben om klappen van extremen te boven te komen, komt een toename van die klappen veel harder aan. Best logisch, niet?

Het extra risico van klimaatverandering is niet zodanig dat het ons terugbrengt naar 1970, of zelfs maar in de buurt.

Niks aan de hand, want vroeger wat het ergens op aarde heel soms ook hee erg. Overigens is het land dat je eruit cherrypickt, Bangadesh, een voorbeeld van een land dat zich positief onderscheidt in de aanpassing aan extremen en klimaatveranderingen. Dus aanpassen kan zeker, tot op zekere hoogte. Maar dat dat kan, is nog absoluut geen garantie dat het ook gebeurt. Dat is een van de belangrijke punten in dit verhaal.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

| Registreren

*
*
*