Lucas Maillette de Buy Wenniger vraagt zich af of er buiten het lab ook nog leven is, of anders gezegd: is goed onderzoek alleen mogelijk bij totale toewijding?
Op zondagmiddag nog even een proefje voorbereiden, en uiteindelijk om half één ‘s nachts de lichten van het lab uitdoen om de volgende morgen om half acht weer van huis te gaan om op tijd bij de group meeting te zitten: iedereen die in een lab heeft gewerkt zal dit scenario herkennen.
Onderzoek laat zich niet makkelijk gieten in ambtelijke werktijden, maar sommigen beweren dat echt goede wetenschappers gewoon hun hele leven achter de pipetten zouden moeten slijten. Is 24/7 de enige optie, of beperkt dat de creativiteit, dat vraagt Nature zich deze week af. Misschien ligt de waarheid ook deze keer ergens in het midden.
Om de vraagstelling verder te onderzoeken maakt het tijdschrift ruimte voor twee extremen: het lab van een totale work-junkie, de stamcel onderzoeker en neurochirurg die het hersentumorcentrum van Johns Hopkins University in Baltimore, Maryland leidt (Quiñones-Hinojosa), en het verhaal van het labhoofd van het Fred Hutchinson Cancer Research Center in Seattle, Washington (Julie Overbaugh). Beiden zijn lezenswaardig, en volledig tegengesteld.
Quiñones-Hinojosa verheerlijkt de cultuur van bikkelen en doorknallen, maar is daarin bijna een karikatuur van een overijverige, intolerante workaholic. We kennen ze allemaal, en je moet ervan houden, van deze types:
Quiñones-Hinojosa fondly recalls the long nights he worked alone in the laboratory as an undergraduate at the University of California, Berkeley, and again as a medical student at Harvard University in Cambridge, Massachusetts. When he was a resident at the University of California, San Francisco, his three young children thought he lived in the hospital. In effect he did, putting in 140 hours a week and grabbing 10-minute naps when he could. Quiñones-Hinojosa credits his professional rise to his resilience and a seemingly limitless capacity for hard work. “When you go that extra step, you are training your brain like an athlete,” he says. And the fact that his group has published 113 articles in the past six years and holds 13 funding grants is not, he says, because he is brighter or better connected than colleagues. “It’s just a matter of volume,” he says. “The key is we submit a couple of dozen grant applications a year, and we learn from our mistakes.”
Overbaugh is honderdtachtig graden anders. Ze is een supersuccesvolle vrouwelijke wetenschapper, is geen arts, lijkt een managementstijl te prefereren die niet gebaseerd is op angst en beven maar op constructief denken en lijkt op die manier minstens even ver te zijn gekomen. Haar stuk is voor Nederlanders waarschijnlijk veel minder angstwekkend dat het Amerikaanse verhaal van de 24/7-boss. De observatie van Overbaugh dat een 24/7 mentaliteit creatief denken in de weg staat, waardoor nieuwe resultaten steeds minder revolutionair zijn, is interessant:
More generally, time to think deeply about scientific problems is becoming increasingly rare. Indeed, with the rapid advance of new technologies, many studies simply apply new methods to old problems, often getting a more refined, but similar answer. Although it is comforting to see the consistency in conclusions, the true advances in such cases may be small.
Misschien ligt het niet alleen aan het aantal uren dat je achter de flowkast doorbrengt. Een ding lijkt in ieder geval wél duidelijk: de autonomie van wetenschappers is van levensbelang:
That freedom is essential to keeping researchers happy and productive, says Azoulay. “Science is a harsh mistress,” he says. “I think relatively few scientists are expecting 9-to-5 jobs. But they are expecting autonomy, and a principal investigator that violates that expectation could potentially run into problems.”
Reacties (5)
Ik ken wel de nodige labratten. Ik krijg het idee dat het ook wel een tikkeltje cultuur is, dat leven dat ze lijden. Blijkbaar hoor je er pas bij als je voor 8 uur in het lab staat. Ze doen het zichzelf, of misschien hun opvolgers aan (ik heb dat ook altijd gemoeten, dus nieuwe AIO, waarom jij niet?). Flexwerk ligt dan weer best moeilijk. ‘S avonds werken doe je alleen als dat voor het experiment noodzakelijk is, niet omdat je graag pas om 11 binnen wilt kachelen. Zo autonoom is het werk dus ook weer niet (inhoudelijk trouwens ook al lang niet meer).
Nee, totale toewijding leidt niet automatisch tot goed onderzoek. Het is zelfs riskant om geen afstand van je eigen onderzoek te nemen: blinde vlekken, interveniërende variabelen, meetfouten…..Veel wetenschappers zitten voortdurend in het lab om de concurrentie voor te zijn en er zijn ook workaholics die gewoon niet anders kunnen.
Gaat het artikel ook in op de achtergronden van beide wetenschappers? Q. kwam als illegale immigrant naar de VS. Hij werkte eerst jarenlang als landarbeider voordat hij kon gaan studeren.
Ik vraag me af als je 24/7 werkt of je hoeveelheid fouten niet omhoog gaat. Als je meer fouten maakt omdat je moe bent, wordt je niet productiever. En iedereen is anders daar houden die bazen niet altijd rekening mee. Dus alleen kijken naar wanneer je werkt en niet kijken naar je productiviteit.
Ik denk dat beide gelijk hebben.
Door veel uren te maken ben je zo met de stof bezig dat je deze vanzelf gaat ‘ademen’. Maar een lange vakantie is goed om afstand tot je werk te nemen, en te overdenken waar je nou echt mee bezig bent. Dan komen de mooiste ideeën.
“de mooiste ideeën” laat de schoorsteen niet roken momenteel..publicatiedruk is als een hand om je nek.