Virtueel water is de hoeveelheid water die virtueel over de wereld heen en weer gesleept wordt in de vorm van gewassen die veel water vergen om te telen. Een kopje koffie kost op die manier berekend zeker honderd liter water. Op die manier wordt water geëxporteerd en geïmporteerd en daar kun je een mooie kaart van maken.
De Delftse hoogleraar Huub Savenije publiceerde vorige week in Nature een betoog om de internationale waterhuishouding serieuzer te nemen (samenvatting). Het helpt om perverse landbouwsubsidies in kaart te brengen – en vooral om China en Japan te vertellen dat ze enorme netto-importeurs van water zijn.
En dat maakt dergelijke kaarten niet alleen landbouw-economisch interessant, maar ook geo-politiek. Op het kaartje is immers duidelijk te zien dat de Verenigde Staten de grootste netto-exporteur van water zijn, een schaars goed waarvan het bezit deze eeuw wel eens een enorm machtsmiddel kan blijken te zijn.
Reacties (2)
Beetje vreemde redenering. Het water verlaat immers de virtueel water exporterende landen (vrijwel) niet. Het water dat je op je plantage uitgiet loopt deels weer het beekje in waar je het uit pompt, deels gaat het in de plant zitten, die weer terug de grond ingeploegd wordt en de rest verdampt om weer tot neerslag in de regio te worden (en met het eerder genoemde beekje terug te komen). Met de koffiebonen, katoen, suiker of graan verlaat bijna niets het land.
Hoe berekenen ze dit virtuele waterverbruik dan??