De banaliteit van het kwaad en ‘verzet’ tegen de genocide
OPINIE - Tel Aviv stond vol met protesterende Israëli’s die roepen dat de oorlog in Gaza moet stoppen. Niet omdat er dagelijks dode kinderen vanonder het puin worden opgegraven. Niet omdat hele families zonder water, elektriciteit of medische zorg proberen te overleven. Niet omdat hun land een strak geregisseerde hongersnood creëert. Niet omdat een volk van de kaart wordt geveegd. Nee: omdat hun eigen gijzelaars bevrijd moeten worden, en omdat hun soldaten misschien niet heel blijven tijdens het uitvoeren van een genocide.
Het is de ultieme pervertering van slachtofferschap. De doden in Gaza worden niet herdacht, hun namen niet genoemd. De eigen soldaten als slachtoffer, terwijl deze over een ander volk razen als een bulldozer en rapport na rapport verschijnt over wandaden en oorlogsmisdaden van individuele soldaten die niet meer incidenteel zijn maar institutioneel.
En die gijzelaars, natuurlijk is het verschrikkelijk dat die vastzitten, maar de eenkennige ‘solidariteit’ van de Israëlische bevolking met hen is, gezien de slachting die mede in hun naam wordt aangericht, meer dan ongemakkelijk.
Wat deze protesten zo misselijkmakend maakt, is dat ze de illusie wekken van verzet, van moreel ontwaken. Maar het is een protest dat de dader tot slachtoffer verheft. Het is een huilbui van de kolonisator die zich even ongemakkelijk voelt bij het eigen geweld, maar alleen omdat de prijs in eigen land zichtbaar wordt.